Geschiedenis van de fanfare |
|
Op deze pagina is de geschiedenis van De Vriendenkring beschreven. De volgende onderwerpen komen achtereenvolgens aan bod:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.3. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.4. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1. |
“Het Fanfaregezelschap van Montfort”, oprichting en eerste jaren |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.3. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.4. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.5. |
Koninklijke fanfare “De Vriendenkring” vanaf 1955
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. De Voorgeschiedenis: Montfort in de 19e EEuw
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
“Van onderwijs is nauwelijks sprake omdat de kinderen voornamelijk alleen in de vastentijd naar school komen en de arme mensen in deze zand- en heide gemeente het schoolgeld schuwen. De kinderen moeten in de bosschen en heide brandstof en voeder voor de beesten halen. Als deze menschen niet in de kerk door de religieleer eenigszins op hunne pligte tot God en jegens hunne medemenschen onderrigt wierden dan zouden zij als de zuivere natuurmenschen opwassen.” Dit harde oordeel over het onderwijs in Montfort werd in 1822 uitgesproken door de schoolopziener die een bezoek bracht aan de plaatselijke school. Het geeft een vrij treffend beeld van de toenmalige bewoners van Montfort: veelal hard werkende arme mensen, die door het vele werk en door hun financiële situatie niet in staat waren hun kinderen naar school te laten gaan. Montfort was in de 19e eeuw een zeer gesloten gemeenschap. Het dorp kende nauwelijks goede verbindingswegen naar de omliggende gemeenten en lag dus sterk geïsoleerd. De eerste stap richting de ontsluiting van het dorp vond eerst plaats door de verharding van de weg naar Linne in 1864. Montfort kende weinig goede grond. Pas door de kanalisering van de Vlootbeek aan het einde van de negentiende eeuw kon veel moerasland ontgonnen worden. Geschikt voor gebruik waren tot die tijd alleen de hoger gelegen, kwalitatief minder goede zandgronden. Het merendeel van de beroepsbevolking was werkzaam in de landbouw. Men had er slechts een karig bestaan. Halverwege de 19e eeuw begon Montfort langzaam op te bloeien. De kwaliteit van het gegeven onderwijs op de school in Montfort steeg door het aanstellen van kundigere onderwijzers. Jongens uit het dorp gingen hun dienstplicht in Maastricht vervullen, en kwamen terug met vele ervaringen. Parochieherder Martinus Verkuilen (1833 tot 1881) was een geschiedenis en kunstliefhebber. Hij realiseerde de bouw van een nieuwe kerk tussen 1853 en 1858, en raakte niet uitgesproken over haar “fraaijen gothischen stijl”. Veelvuldig heeft hij het “goede volk”, zijn “Godsvrugtige inwoners van Montfort” vanaf de kansel onderwezen in geschiedenis en volkerenkunde. Als men de door hem geschreven geschiedenis van Montfort leest, kan men niet ontkennen dat hij gevoel voor stijl had. Gedurende het pastoraat van Martinus Verkuilen was er in Montfort reeds sprake van een zangkoor. Het kerkelijk zangkoor is de eerste plek in Montfort geweest waar inwoners zich in groepsverband actief met muziek bezig gingen houden. Aanvankelijk zong men zonder muzikale begeleiding, maar na lang aandringen en vele vergeefse pogingen werd de kerk van Montfort in 1876 voorzien van een kerkorgel. “… Nauwelijks was deze karrewei afgeloopen of men wende alweer nieuwe pogingen aan om nu een orgelwerk, dat bij menschengeheugen in Montforter kerk nooit een geweest was: hetgeen toch nog al lang aanliep eer het er toe kwam. Hetgeen toch ten laatste de gebroeders Vermeulen van Weert te maken toevertrouwd werd, en het werkelijk in 1876 kwam plaatsen, en het nog in hetzelfde jaar in november afgewerkt overleverden. Alles door de Parochianen, deels door particulieren huishoudens afzonderlijk en deels bij omgang of collecten tezaam gebracht…”. Het orgel kostte 2500 guIden, een voor die tijd fors bedrag. De eerste organist was waarschijnlijk Driekes Wolters. Deze Driekes was een zeer muzikaal man. Het zangkoor zong vroeger enkele missen die door hemzelf gecomponeerd waren. De inwoners van Montfort kwamen echter niet alleen via de koorzang in de kerk in aanraking met muziek. Tijdens kermisdagen bezochten muzikanten het dorp om voor de nodige stemming te zorgen. En rond 1880 kon men zich tijdens de kermis in Echt en Ohé en Laak voor het eerst vergapen aan het muzikale kunnen van inwoners van deze plaatsen. “Waat die kinne, kinne veer auch” moet men in Montfort gedacht hebben. En zo groeide er langzaam animo voor een eigen muziekvereniging.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De oprichting van een harmonie in Montfort is niet uit de lucht komen vallen. Het zat zogezegd in de Midden-Limburgse lucht. De oudste instrumentale muziekverenigingen zijn weliswaar meer dan honderd jaar ouder (de Koninklijke Harmonie van Thorn dateert mogelijk uit 1773, de Koninklijke van Roermond uit 1775) maar die stammen uit een andere traditie. De Koninklijke van Thorn kwam te bestaan als hét orkest van de stadstaat, de Koninklijke van Roermond is de voortzetting van het strijkorkest van de Roermondse bisschop. De nieuwe traditie wordt, dat elke plaats haar eigen muziekvereniging krijgt. Herkenbosch is in onze streken de eerste plaats die haar eigen muziek krijgt. Het is dan 1857. In Thorn zijn er vanaf 1863 zelfs twee verenigingen te beluisteren. Vanaf 1868 heeft Wessem eigen muziek, vanaf 1880 Echt. En dan gaat het ineens stormachtig vooruit: van de dertig blaasmuziekverenigingen uit de buurt van Montfort zijn er dertien beginnen te musiceren tussen 1880 en 1900. Soms betekent dat, dat een vereniging een andere aard krijgt. In Linne bijvoorbeeld, werd de zangvereniging uit 1873 in 1886 tot blaasmuziekvereniging omgevormd. Hetzelfde gebeurde ±1899 in de Brachterbeek met de liedertafel uit 1884. De vruchtbaarste jaren zijn wel 1883, 1884, 1885 en 1886: er gaat dan instrumentale muziek klinken in Montfort, Melick, Heel, Maasbracht, Leeuwen en Linne. Het beeld van dertig buurtverenigingen is:
Het blijkt dat er twee perioden zijn geweest waarin instrumentale muziekverenigingen bij voorkeur hun activiteiten startten:
Hoe komt het dat de periode tussen 1880 en 1900 zo veel muziekverenigingen opgeleverd heeft in de buurt van Montfort? Men kan zich afvragen:
Omdat er geen grote studie is, moeten wij hier gissen. Daarbij lopen wij natuurlijk het risico dat we fouten maken.
Het ontstaan van blaasmuziekverenigingen in de vorige eeuw moet gezien worden als een uiting van bij de tijd zijn. Het moderne zat hierin dat men vanaf de oprichting van een plaatselijke blaasmuziekvereniging zelf muziek kon gaan maken in een ensemble, en dus weinig moeite meer hoefde te doen om een ensemble te horen. Er zullen vóór de oprichting van zulke vereniging in elk dorp wel mensen zijn geweest die muziek maakten: fluitisten, violisten, pianisten, maar men mag aannemen dat deze mensen niet talrijk zullen zijn geweest. Rond 1880 is dan ineens de tijd rijp voor een vorm van muziek maken door amateurs in groepsverband. Aan welke voorwaarden moest daarvoor voldaan worden?
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De uitvinding en toepassing van ventielen bij koperen blaasinstrumenten is een van de voornaamste stappen in de ontwikkeling van harmonie- en fanfaremuziek. In 1818 vroegen Heinrich Stölzel en Friedrich Bluhmel patent op deze uitvinding aan. Dat gebeurde in Duitsland. Vanaf die tijd (de uitvinding moet tussen 1815 en 1817 gedaan zijn) worden er telkens verbeteringen aangebracht. Ventielen worden allereerst op hoorns toegepast. Dan worden ze toegepast op de cornet. “Cornet” betekent: kleine hoorn: de oorsprong van dit instrument ligt in de ronde jacht- en posthoorn. Door toepassing van ventielen werden de hoorn en de cornet ineens instrumenten waarmee men zonder moeite melodieën kon produceren. Vervolgens was de natuurtrompet uit het leger aan de beurt. Later de trombone: de ventieltrombone dreigde zelfs een tijdlang de schuiftrombone te verdringen. De tuba (die in harmonie- en fanfarekringen altijd “bas” genoemd wordt) werd rond 1835 voor het eerst vervaardigd in Berlijn. In Duitsland werden ook de eerste instrumenten ontworpen voor de “tussenstemmen”: de alto en het euphonium (dat door amateursblazers meestal “tuba” genoemd wordt). Vanaf het moment dat al deze instrumenten in met elkaar harmoniërende stemmingen werden gemaakt, was de basisvorm van een blazersensemble geboren. Het grote voordeel van ventielinstrumenten is (en was natuurlijk) dat de grepen voor allemaal gelijk zijn. De “verkeerde” stemming van alto-instrumenten en hoorns kan men “gelijk” maken via een truc: muziek wordt ervoor anders genoteerd, namelijk een kwint te hoog: met een mol minder of één kruis meer. Instructeurs konden hun leerlingen om die reden al “leren” als ze zelf maar één instrument bespeelden. Een ander voordeel was dat de amateur-muzikanten tamelijk gemakkelijk het ene instrument voor het andere konden inruilen. De instrumenten die traditioneel tot de militaire gezelschappen behoorden, maakten in de 19e eeuw ook heel wat ontwikkelingen door, waardoor het bespelen ervan steeds minder ingewikkeld werd. Namen die hiermee verbonden zijn, zijn bij voorbeeld Böhm, die een betere fluit vervaardigde, Buffet, die Böhms systeem toepaste op de klarinet, en Albert, die een eigen grepensysteem voor de klarinet ontwierp. Ook de hobo en de fagot werden verbeterd. Naast de ontwikkelingen aan bestaande instrumenten werden er allerlei nieuwe instrumenten ontworpen en meestal weer vérworpen. Dat laatste gebeurde niet met een serie instrumenten die de Belg Aldolphe Sax (1814-1894) ontwierp en de naam “saxofoon” meegaf. In 1844 ontwierp hij dit instrument, waarbij hij een klarinetmondstuk op een kegelvormige koperen buis met kleppen monteerde. Hij maakte zijn saxofoons van groot tot klein: in alle gebruikelijke registers. De reden dat amateur-muziekverenigingen saxofoons opnamen zal wel zijn dat het een betrekkelijk makkelijk te bespelen instrument was met een verhoudingsgewijs mooie toon. Hiermee is niet gezegd dat het een makkelijk instrument is. Ook had elk instrument uit die serie dezelfde grepen. Rond 1860 waren heel wat verbeteringen aangebracht in de instrumenten. Dat is ook een teken ervoor dat er vraag naar was. Omdat de vervaardiging geen handwerk per instrument was – deze was al tamelijk geautomatiseerd – konden de fabrikanten hun producten voor redelijke prijzen aanbieden. Mahillon is bijvoorbeeld rond 1875 al actief in de instrumentenhandel. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2. Vanwaar de belangstelling voor blaasmuziekinstrumenten? |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Fransen hebben heel wat teweeggebracht in onze streken. Ze voerden onder andere de Burgerlijke Stand in. Daar hadden ze onder meer mee voor dat ze de jongemannen, die ze dienstplichtig hadden verklaard, gemakkelijk konden terugvinden in de registers: iedereen was verplicht om geboorte, overlijden en huwelijk aan te geven. De dienstplicht is de eerste georganiseerde uittocht uit de dorpen geweest. Maar het was een uittocht tegen wil en dank, gelukkig meestal gevolgd door een terugkeer. De machthebbers na de Franse tijd hebben de dienstplicht dankbaar overgenomen: de jongemannen bleven naar elders gaan. Als soldaat maakten ze veel onaangename dingen mee: het ergste was wel dat ze potentiële doders en slachtoffers werden. Daar stond tegenover dat ze moesten reizen, op zijn minst naar hun kazernes. Een van de prettige zaken in het 19e-eeuwse leger is zeker de militaire muziek geweest. In oorlogstijd moest die dienen om de vijand schrik in te boezemen en om het eigen volk te laten merken waar de kern van de troep was. In vredestijd lag die functie anders: de militaire orkesten zorgden ook voor ontspanning. Het is begrijpelijk dat in militaire orkesten voorkeur was voor instrumenten, waarmee een flink volume te ontwikkelen was. Zodoende raakten de zich ontwikkelende koperen blaasinstrumenten snel ingeburgerd. De afgezwaaide militairen namen hun herinnering aan de muziek mee. Er zullen er zeker ook zijn geweest die een instrument in handen hadden gehad, en zelfs sommigen die in dienst een opleiding tot muzikant gehad hadden, want het zal wel onmogelijk geweest zijn om beroepsmuzikanten te vinden voor alle muziekorkesten van een groot leger dienstplichtigen. Deze militairen konden getuigen hoe moeilijk of gemakkelijk het was om zélf zo’n instrument te bespelen. Als ze een instrument konden bespelen, hielden ze zeker het verlangen om zo’n instrument in bezit te hebben. Waren er verenigingen in de buurt waarmee men kon aantonen dat ook gewone mensen in ensembles muziek konden maken, dan was het een kwestie van tijd, geld en medestanders te vinden om een muziekensemble op te richten. Voorbeelden waren er in Midden-Limburg: Thorn en Roermond. Medestanders waren te maken: het moet aantrekkelijk zijn geweest om naast gewoon mens ook muzikant te zijn, want dat onderscheidde jou van anderen. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In 1839 kwam Limburg bij Nederland, maar toch nog niet voor honderd procent. Westelijk Limburg bijvoorbeeld bleef bij België. En oostelijk Limburg werd toch ook niet helemaal Nederlands. Het werd tot een hertogdom gemaakt met de Nederlandse koning als hertog. En deze moest dan met Limburg lid worden van de Duitse Bond en daar ook soldaten aan leveren. Andere Limburgse jongens moesten in het Nederlandse leger. Het zou mogelijk zijn geweest dat twee broers in een oorlog tegenover elkaar zouden staan. In 1866 viel de Duitse Bond uiteen. Vanaf 11 mei 1867 werd Limburg de elfde provincie van Nederland. De eerste jaren van volledig Nederlands-zijn waren niet onverdeeld gunstig voor de mensen in Midden-Limburg. De Europese Landbouwcrisis kreeg geleidelijk aan ook Nederland in zijn greep. Vanaf 1880 waren de gevolgen ervan ook in Limburg goed merkbaar. De mensen hier hoopten op bescherming door de regering, die de grenzen zou kunnen sluiten voor goedkopere landbouwproducten dan de hunne. Maar de Nederlandse regering nam geen maatregelen. In liberale geest huldigde men de opvatting dat men zich zou moeten aanpassen aan de nieuwe situatie. Vooral Amerikaanse producten overspoelden de markt. Pas na vele jaren hadden de mensen er een antwoord op. Tot aan de Eerste Wereldoorlog bleef het slecht in deze voornamelijk agrarische gebieden. Drs. Th. Claessens (1965) geeft cijfers voor de markt in Maastricht die naar zijn zeggen in Venlo en Roermond ongeveer gelijk lagen. Tarwe, rogge, gerst, haver, boter en aardappelen geven het volgende prijsverloop:
Vanaf 1879 wordt het menens: in Duitsland komen maatregelen die de eigen producten beschermden. Daarbij komt dat zowel de Duitse als de Belgische grens geregeld dicht gingen voor Nederlandse producten. De tijd van de smokkelaars kon beginnen, maar ook de tijd van de armoede. Het is verbazend dat juist in deze tijd van economische teruggang verenigingen opgericht werden die nogal wat geld van de mensen eisten. Van 1880 tot 1885 zakten de prijzen voor landbouwproducten, getuige bovenstaande tabel, met 23,6 %. In een dorp als Montfort verbouwde men veelal aardappelen (1/3 deel) en rogge (1/3 deel). Deze zakten 35 en 30 %. Het moet een ramp zijn geweest, in eerste instantie voor de boeren en in tweede instantie voor iedereen die zijn kost moest verdienen met werken voor boeren. En toch werd er een dure vereniging opgericht. Voorlopig blijft het een raadsel waarom in deze tijd van teruggang er tóch geld werd opgebracht voor de luxe van een muziekvereniging. Een factor waarvan het thans moeilijk is om er het gewicht van te bepalen, is het gegeven dat de geestelijkheid het ontstaan van blaasmuziekverenigingen gestimuleerd heeft. Dat deed men in de strijd tegen het socialisme, dat terrein won, vooral in industriecentra. Als het gewone volk georganiseerd zou zijn in verenigingen als fanfares en harmonieën zou het socialisme minder kans hebben. Het schijnt dat priesterstudenten voorgehouden kregen dat ze niet-politieke en niet-maatschappelijke verenigingen terzijde moesten gaan staan, waardoor het verschijnsel van de geestelijke adviseur ontstond. Maar het is ook mogelijk dat de lekenstand meer initiatief nam. Misschien was de aandrang om mee te doen met moderne ontwikkelingen zo sterk dat men er werkelijk ook offers voor bracht. Een bijdrage van 15 cent per week per lid (zoals die in Montfort werd gegeven), wás iets. Als een onderwijzer fl. 500,— per jaar verdiende, betekende 15 cent per week een jaarbijdrage van fl. 7,80 ofwel 1½ % van zijn salaris. Omgerekend naar onze tijd: iemand met een salaris van fl. 30.000,— zou dan fl. 450,— aan contributie moeten betalen. Eenvijfde deel daarvan is nu in Montfort genoeg. Misschien is het zo, wij stellen dit heel voorzichtig, dat de leden van een muziekvereniging toen niet-gemiddeld bemiddelde mensen waren. Om te beginnen: het ledenaantal was vaak geen groot percentage van de totale bevolking. In Montfort waren er 14 leden op een bevolking van ±823 personen, dat is +1,7 %. Het zou interessant zijn om eens voor meer verenigingen na te gaan (aan de hand van bijvoorbeeld testamenten) hoe welgesteld de oprichters van muziekverenigingen in de crisistijd waren.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In België ontstaat in 1852 een uitgeverij “Le Metronome” speciaal voor blaasmuziek. In 1880 komt M.J.H. Kessels in Tilburg met “La Harpe” en “La Lyre”. Jammer genoeg dateert deze zijn uitgaven niet, maar een klarinetmethode die gemerkt is M.J.H.K. 324 maakt aan de achterkant reclame voor “De nieuwe fabriek van 1915”: een imposant bouwwerk met veertien ramen en één deur aan één kant. Er worden gemaakt instrumenten van de merken “Eola” voor ensemblespel en “Corona” voor solospel. De reclame boogt op “Een schitterend resultaat eener 30-jarige Practische en Technische ondervinding”. Rond 1880 was het vervaardigen van partituren geen handwerk meer. Partijen konden worden afgedrukt in oplagen die zó groot waren dat de productieprijs redelijk betaalbaar werd. In de achttiende eeuw al waren er methoden ontwikkeld waardoor het drukken van muziekpartituren in grotere (en dus goedkopere!) oplagen kon gebeuren: men drukte met behulp van gravures. Tot ± 1870 is dat volop in gebruik geweest. De lithografie overwon allerlei bezwaren die er aan plaatgravures kleven. Deze was uitgevonden door Alois Senefelder, in 1796. Vanaf 1805 verspreidde deze techniek zich snel door Europa. Een gevolg van de ontwikkelingen in de muziekdruktechniek was, dat er vanaf ± 1860 muziek voor studiedoeleinden verschenen. Tot dan was dat ongebruikelijk: gedrukte muziek was bijna altijd muziek die uitgevoerd kon worden op een concert. Er zijn natuurlijk meer handelsondernemingen geweest die bloeiden met de blaasmuziekensembles. Bekend waren: Mahillon in Brussel, Schenkelaars in Eindhoven, Kessels in Tilburg. Het voorbeeld van Kessels maakt duidelijk dat het “gemakkelijk” werd voor verenigingen: alle zaken die te maken hadden met de technische kant van musiceren waren op één punt geconcentreerd. Kessels
Zijn methodes die – handig – zowel een Franse als een Nederlandse tekst hadden, vervaardigde hij zelf. Hij bood te koop aan: “Cornet a Pistons, Bugle, Petit-Bugle, Trompette, Alto, Cor, Baryton, Trombone, Tuba, Bombardon-mib, Bombardon-sib, Flûte, Clarinette, Saxophone, Caisses.”
Waarom ontstonden in sommige plaatsen wél korpsen tussen 1880 en de Eerste Wereldoorlog en waarom op sommige plaatsen niet? Het is niet eenvoudig om op deze vraag een antwoord te vinden. Hier enkele suggesties:
In het algemeen kan men zeggen: in oude kerkdorpen zijn de verenigingen ouder, in nieuwe parochies jonger.
Als de muziekvereniging er eenmaal was, had men er al spoedig behoefte aan om naar buiten te treden. De eerste plek daarvoor was natuurlijk de eigen plaats. Men kreeg al spoedig een plaats in de eigen gemeenschap. Bij feestelijke gelegenheden liet men zich horen met aangepaste muziek. Dat waren marsen als men serenades bracht en dansen als er gedanst kon worden. Er is een ontwikkeling in de activiteiten waarbij de muziekvereniging niet meer gemist kan worden. Zo is het musiceren in de kerk tijdens de eredienst in Montfort pas van recente datum: ±1950. Maar ook buiten de eigen gemeenschap wilde men zich laten horen. Resultaat van die wens waren allerlei regionale bonden waarin korpsen afspraken maakten om elkaar onderling de gelegenheid te geven om op te treden. Uit deze bonden is bijvoorbeeld de Limburgse Bond van Muziekgezelschappen ontstaan. Regionale bonden werken daar nog steeds onder. De Limburgse Bond reguleerde ook het verlangen van de muzikanten om muzikale wedijver meetbaar te maken: uit concerten waarbij men elkaar probeerde te overtroeven in muzikaliteit zijn tenslotte de bondsconcoursen ontstaan. Door deze in te voeren heeft de Bond een einde gemaakt aan een chaos waarin prestaties onderling niet vergeleken konden worden. Resultaat daarvan is een strak bondsconcours systeem. In juni 1999 telde de Limburgse Bond 269 adressen van lidverenigingen.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1. “Het Fanfaregezelschap van Montfort”, oprichting en eerste jaren |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De oprichting van Montforts “Fanfaregezelschap” komt niet uit de lucht vallen. Volgens de oudste bronnen zijn de beslissende gesprekken geweest tussen de broers Piëter-Neer Wolters en Duer Wolters. Zij kaartten op een zondag daarna in de herberg van de familie Coenen, “Stokske”, aan de Bek, met meester Munnichs en meester Thijssen, hoofd der school en onderwijzer aan de Openbare Lagere School van Montfort. Het moet een warme zondag in juli 1883 zijn geweest. Op zondag 1 juli was het om twee uur ‘s middags 250 warm, op 8 juli ook, de andere zondagen waren kouder: 160, 170 en 190. Begin juli is dus het plan opgevat om een blaasmuziekvereniging op te richten. In de weken daaropvolgend werd er gepolst of er genoeg animo voor bestond. Toen bleek dat dit het geval was, werd er een datum afgesproken waarop vergaderd zou worden. In enkele jubileumartikelen over de Montforter blaasmuziekvereniging wordt vermeld dat aan het gesprek van de vier vrienden op die warme zondag in juli nog iets voorafgaat. Piëter-Neer en Duer Wolters, “die vanne Smeed”, hadden een broer, Driekes, die in 1883 priesterstudent was aan het groot seminarie in Roermond. Hij moet zijn broers op het idee gebracht hebben om moeite te gaan doen voor de oprichting van een blaasmuziekvereniging. Vermoedelijk komt de informatie voor deze herdenkingsartikelen van Nol Schoumakers: hij was de enige oprichter die nog te raadplegen was. Het is vreemd dat Driekes Wolters niet genoemd wordt in het boek van Sjeng Verheyden en de opstellen van Simonis. Driekes, die later kapelaan van Smeermaas en pastoor in Veldwezelt (B) zou worden, was een muzikaal man. Sjang (Wolters) vanne Trepkes herinnerde zich dat het kerkkoor van Montfort twee missen die hij gecomponeerd heeft, uitgevoerd heeft. Deze waren in een schitterend handschrift door Driekes zelf geschreven. Was deze musicus het beginpunt van de tegenwoordige fanfare? We weten het niet. Vrijdag 3 augustus 1883 is de gedenkwaardige dag waarop Montfort een muziekvereniging rijker werd. Veertien personen gaven zich op als lid. Zij worden hier met ere genoemd:
Dezen werden op 3 augustus als bestuurslid gekozen. Als lid gaven zich verder die dag op:
Binnen zeer korte tijd kwamen er daar drie bij:
Op de eerste vergadering van 3 augustus 1883 moet besloten zijn dat het bestuur na zou gaan welke instrumenten men zou aanschaffen en wat deze zouden moeten gaan kosten. Er was vanaf dat moment de wil om blaasmuziek te gaan maken. Nol Schoumakers, de medeoprichter die het langst lid van zijn vereniging is mogen blijven, heeft het verhaal van de eerste tijd uit zijn geheugen opgeschreven. Zijn schoonzoon Sjeng Verheyden heeft dit in verhaalvorm gegoten en daaruit mogen wij en allen die na ons komen putten. Nol vertelt: “In de tweede vergadering kwam het resultaat ter tafel van de kosten tot aanschaffing der instrumenten. Ieder lid dat toetrad moest een som van fl. 25,— storten in de eerste bijdragen. Dit was het juiste bedrag niet, de wekelijkse bijdragen per lid bedroeg 0,15 cent voor honorarium Directeur. Zoals ik heb geschreven was mijn spaarboekje voorzien van deze som gespaard van de drinkpenningen der Heren Sararums, die ik kievitseieren bracht, natuurlijk de leden die zich hebben opgegeven hebben de som ook gestort.” Het andere verhaal van Nol vertelt Simonis: deze zal het van hem zelf gehoord hebben: “Zijn vader had in het toen nog woeste Putbroek van de gemeente Echt 2 viswaters gehuurd. Het kleinste lag bij de “Goudberg” en heette “De Luif” (nabij de Broekweg) en het grootste, gelegen achter de tegenwoordige boerderij van Frens Heythuizen was “De Trommenie” (nabij de Dominicusweg). Op deze uitgestrekte en diepe viswaters, waarvan na de drooglegging van het Putbroek alleen nog maar de naam is overgebleven, ging Schoumakers Sr. elke morgen in alle vroegte met een roeiboot zijn visfuiken lichten. Zijn zoon Arnold vergezelde hem dan altijd”. En dan zocht Nol de eieren van kieviten en futen die naar de heren Serrarens in Roermond gingen. Vijfentwintig gulden was veel, in 1883. De burgemeester kreeg toen fl. 175,— voor zijn ambt, dat natuurlijk niet dagvullend was. Meester Thijssen verdiende fl. 500,—. Hij bijvoorbeeld moest 1/20 van zijn jaarsalaris geven. De familie Duyzings moest fl. 50,— storten. De vereniging zal na die tweede vergadering dus minstens in kas hebben gehad: 14 x fl. 25,— = fl. 350,—. Daarmee gewapend ging men instrumenten kopen: bij de handelaar Korn in Maastricht. Op dinsdag 23 oktober komt de muziekvereniging voor het eerst op papier voor, namelijk in de notulen van de vergadering van burgemeester en wethouders. Notulist is de gemeentesecretaris en medeoprichter Piëter-Neer Wolters. Hij schrijft: “Verder brengt de voorzitter ter tafel een verzoek van het Fanfare gezelschap om eene gratificatie tot steuning en ontwikkeling van deze muziekvereeniging. Alhoewel zoo even bij de behandeling der begrooting gezien is dat den finantielen toestand der gemeente niet zeer bemoedigend is zou het gemeentebestuur toch gaarne deze sociteit eenigermate steunen en het is ook niet te ontkennen dat zulks in den beginne het meest noodig is hetgeen dan ook den gemeenteraad in overweging wordt gegeven. Om zulks met vrucht te doen, zegt de heer Meuwissen zou het zijn nut hebben dat door het collegie een bepaald bedrag wordt aangevraagd. Dat bedrag werd bepaald op fl. 25,—”. De vereniging heeft dus geen bedrag genoemd: het kollege van B & W stelt dit voor aan de gemeenteraad. Deze vergaderde onder andere daar over op vrijdag 26 oktober. De vereniging is dan 12 weken oud en heeft klaarblijkelijk nog niet op iedereen een goede indruk gemaakt, getuige het verslag. Piëter-Neer Wolters is weer notulist: “Daarna brengt de voorzitter ter tafel een verzoek van het Fanfare gezelschap om eene gratificatie en zegt dat daarover in de vergadering van het dagelijks bestuur is gesproken waarin is goedgevonden om den Raad voor te stellen eene gratificatie toe te staan van fl. 25.— en wenscht hierover het gevoelen van den Raad. De heer Mertens verklaart zich hiertegen en meent dat dat geld moet dienen om misbruik te maken van drinken. De heer van Ophoven (niet de burgemeester, maar zijn naamgenoot Willem Alexander, P.B.) zegt er niet voor te zijn wanneer bedoeld is eene jaarlijksche tegemoetkoming. Het verzoek is om eene gratificatie dus om eene gemoedkoming in eens. Dan ben ik er voor zegt de heer van Ophoven. De Voorzitter vraagt aan den heer Zeelen welke ook verklaart dat hij er voor is om de gratificatie te verleenen. Ook de heren Beenen en Nijssen geven te kennen dat zij er voor zijn dat deze gratificatie wordt toegestaan. De heer Meuwissen is van gevoelen dat voor de raad gelden aan deze vereniging toestaat de leden beter op de hoogte moeten zijn van het doel dier vereniging. Ieder weet wel dat de instrumenten aanwezig zijn en dat er muziek geleerd wordt doch meer ook niet. De Secretaris die lid is van dit gezelschap zegt dat hij hiervan wel mededeling kan doen, doch wenscht niet dat hij eenig indruk zal maken op de vrijheid der leden, en zegt dat de aangevraagde gratificatie moet dienen tot afbetaling der schuld welke nog is van den aankoop der instrumenten, zooals het verzoekschrift zegt, overigens meent hij dat de vereeniging bereid zal zijn hare statuten aan den Raad kenbaar te maken. De Voorzitter zegt wij zullen in de volgende vergadering een en ander voorbrengen.” Na twaalf weken zijn de instrumenten er al! Nol Schoumakers maakt ons de eerste bezetting bekend. Het enige wat we niet weten, is welke van de broers Wolters het ene of het andere instrument bespeelt. Het zag er zo uit:
Voor een ensemble van dertien muzikanten is dit een tamelijk evenwichtige bezetting. Alleen het slagwerk ontbreekt. Geen nood: al heel spoedig komt de 11-jarige Koeabes Knops aan de kleine trom. Welk instrument de dan 13-jarige Tuemke Coenen bespeelt, weten we niet. Laten we het houden op de tuba, waar hij later zo uitstekend op zou musiceren. De gemiddelde leeftijd van de beginnende Montforter muzikanten is zowat 28 jaar. Joseph Linssen en Koeab Beenen waren zelfs de vijftig al gepasseerd, maar zij hadden als zangers in het kerkkoor waarschijnlijk het voordeel dat ze iets wisten van muziek lezen. Een leermeester was bij de hand: de Weerter schoenmaker Jean van Dooren woonde op de hoek van de Bek en de Spanjestraat (nu modelbouw “De Zwaluw”) in bij klompenmaker en lid Hannes Kempkens “de Kemp”. Hij was in zijn diensttijd stafmuzikant geweest in Maastricht. Daarna was hij in Weert lid geweest van een muziekvereniging. Van Dooren adviseerde om de instrumenten te kopen bij Korn in Maastricht. Hij streek er zelf een behoorlijke provisie van op. Toen dat ontdekt werd waren zijn dagen in het prille Montforter muziekleven geteld. Nol Schoumakers is na jaren nog niet zijn misnoegen kwijt over Van Dooren. In het Bevolkingsregister komt Van Dooren niet voor: hij moet maar kort in Montfort geweest zijn. Een repetitieruimte was gauw gevonden: de openbare school. Maar dat verliep toch niet vlekkeloos. Laten we teruggaan naar de raadsdocumenten. Op donderdag 15 november is het verzoek van het Fanfaregezelschap weer in de raad. Wordt die gratificatie nu toegekend? Secretaris Wolters leest eerst de verenigingsstatuten voor. Die waren er toen dus al! Maar men zegt niet zo maar ja of nee: ” De heer Meuwissen zeide eens gedacht te hebben om gezegde vereeniging op andere wijze te gemoed te komen b.v. om haar een stuk gemeentegrond in bruikleen te geven, wanneer dan dit stuk grond door de vereeniging goed werd aangelegd, dan genoot de gemeente de verbetering door aanleg en het gezelschap had welligt meer dan de gezegde gratificatie. De andere leden waren van gevoelen dat zulks minder goed zal kunnen en ook dat de gemeente ook wel zulke explotatie zelf kan ondernemen minstens beter dan deze pas tot stand gekomen vereeniging. Op voorstel des Voorzitters werdt eene gratificatie van fl. 25,— aan het Fanfaregezelschap toegezegd.” Het voorstel van Nol Meuwissen werd later werkelijkheid: tussen de twee wereldoorlogen, vertelde Graad Aben, had de vereniging een stuk gemeentegrond in het Broek in vruchtgebruik. In de vergadering van B & W van woensdag 21 november is het gezelschap weer in bespreking: “Daarna brengt de Voorzitter ter tafel een verzoek van de Commissie van het Fanfare Gezelschap om in het nieuwe schoollokaal muziek oefeningen te houden. Het collegie was algemeen van gevoelen dat dit lokaal niet met dat doel gebouwd is om daarin dat gezelschap toe te laten weshalve dit verzoek met algemeene stemmen werd afgewezen.” Om dit te kunnen begrijpen, moet men weten, dat er toen gebouwd werd aan een nieuw lokaal. Ik houd het erop dat het fanfaregezelschap met deze uitspraak van de Raad uit de school werd gezet. Het smeuïge verhaal van Simonis over het raadslid dat de burgemeester gelast om “die kerels” die morsen, en kolen gebruiken, te verwijderen, vind ik niet in de notulen van 1883 en 1884. Nol Schoumakers vertelt dat de tweede repetitieruimte de ruimte boven de poort van het huis van de burgemeester was. Daar zou ook de eerste echte directeur gekomen zijn, de heer Gerard H. Kuijpers, geboren in Thorn, dan hoofd van de school in Ohé en Laak en directeur van de harmonie aldaar. Meester Munnichs, een studiegenoot van hem, was vooral zijn pleitbezorger. Kuijpers is dan 26. Oefenstof voor zijn muzikanten zijn ongetwijfeld de boekjes van M.J.H. Kessels geweest. Deze werden toen algemeen gebruikt. Ze gaven naast oefeningen voor individuen ook stukjes voor ensemblespel. De poortzolder blijft niet lang repetitielokaal. In augustus 1884 wordt de school en het onderwijzershuis opgeleverd. Dan is de vereniging volgens Nol Schoumakers al gehuisvest in café Willem Zeelen aan de Bek (thans Markt). Hij zegt: “Er werd veel gedronken bij Zeelen, immers de gemeente bouwde de onderwijzerswoning en de school werd ook vergroot, de architect de Heer Speetjens uit Roermond was lustig en menig vaatje bier werd geschonken voor de leden die het ook lusten.” De allereerste uitvoering van het Fanfaregezelschap zal wel die van zondag 25 mei 1884 zijn. Die dag was het wat men in Montfort zomerkermiszondag noemt. De Maas- en Roerbode van 24 mei geeft een advertentie mét programma. Deze is doorgegeven, blijkens de ondertekening, door “De Commissie”. Piëter-Neer Wolters gebruikt deze term ook, voor wat wij nu het bestuur noemen. We moeten de vooruitstrevende Montfortenaren die naar de krant gingen, dankbaar zijn. Overigens zij opgemerkt dat het in die dagen heel gewoon was om programma’s af te drukken. Het Groot Concert begon om vier uur. Het eerste deel van het programma bevatte de volgende werken: 1. Ouverture-Marche (Canivez), 2. Valse (Canivez), 3. Fleur d’Amour, Polonaise (M. Kessels), 4. Bouquet de Mélodies, Potpourri (J.M.) 5. La Triomphale, Polka Originale (G. Takk). In het tweede deel was te beluisteren: 6. Souvenir de Berchem, Pas red. (Orval), 7. Polka (Canivez), 8. Carnavalle-quadrille (Rothschuk), 9. Le Réveil du Printemps, Ouverture (H. Hilgers), 10. Volkslied. Dus er zullen wel heel wat gaten in het programma gezeten hebben als het avondvullend zou moeten zijn. De rol van St. Caecilia van Ohé en Laak is niet duidelijk: speelde deze samen met het Fanfaregezelschap? Geeft het programma een deel van hún programma? Zeker is dat St. Caecilia op een concert in Linne in augustus drie van de tien stukken óók speelde, maar Montfort en Ohé en Laak hadden dezelfde directeur: Gerard Kuijpers. Directeur (de benaming “dirigent” was tot ± 1960 ongebruikelijk) Kuijpers was een man naar het hart van de Montforter muzikanten. Hij besteedde moeite aan hun opleiding. Hij kwam één tot twee keer per week te voet van “de Laak”. Nol Schoumakers: “als het soms te laat werd om huiswaarts te keren bleef hij hier overnachten bij Munnichs”. Als hij dan de volgende dag niet op tijd terug was in Ohé en Laak was dat niet zo erg: De school werkte toch: zijn onderwijzers hielpen hem hier in … Ook was hij familiair en grappig, ook kundig op muziekgebied, hij luste ook zijn potje gerstenat.” Het eerste concert dat Nol Schoumakers zich herinnert, is niet dat van 25 mei 1884. Hij beschrijft een concert dat in Montfort gegeven werd “… toen de muziek flinke vorderingen maakte”, op het schoolplein ” ….. met behulp van Roermonds Mannenkoor”. Ook beschrijft hij de gebeurtenissen op Oogstzondag (de eerste zondag van augustus). Hij zegt: “In dien tijd was een Zondag gereserveerd, een oud gebruik en dit heette oogstzondag bij gelegenheid als de roggenoogst gemaaid was, dan herdachten de boeren dit gebruik, deze waren dan ook gul en ging gepaard door een vreugde uiting. Ook kwamen van elders vele jongelieden naar Montfort om deel te nemen aan dit feest. Er werd zo veel gedronken dat op het einde ruzie en handstastelingen plaats vonden en daardoor den goeden naam door de slijk gehaald werd, jammer voor deze gebeuren. Goddank dat deze gebeuren zijn verdwenen. Toch waren nog deelnemers die dit feest in plezier zich uitten door met het gezelschap een rondgang te maken door het dorp en een rondedans deden vol plezier en ingepaste vrolijkheid tot plezier van anderen.” Oude advertenties leren ons het een en ander over het doen en laten van “De Vriendenkring” in de eerste jaren. Het voornaamste dat we eruit leren is, dat de vereniging actief was. Vanaf 1884 was er een concert op zomerkermiszondag. In 1884 was dat nog met medewerking van een zustervereniging, in 1885 met een zangvereniging, daarna deed men dat alleen. Verder vierde men oogstzondag met een concert. De plaats waar de muziek te horen was is voor 1884 niet bekend. In 1885 is dat “het Schoolplein”, net als in 1886 en 1887. Men blijkt in 1886 en ‘87 zelfs in het schoollokaal te mogen spelen ingeval van slecht weer. Men organiseert zelf ook het een en ander: op zondag 19 juli 1885 concerteert men in Putbroek “. .. in den wel ingerichten feesttuin van den Heer P. Mestrom …” Op 9 augustus organiseert men “Koningvogelschieten” in St. Joost. We kunnen uit de advertenties ook leren hoe de centen bij elkaar werden geschraapt voor het honorarium van de directeur, de reparatiekosten, en de aanschafkosten van instrumenten. De entreeprijzen waren: in 1884: fl. 0,25, in 1885 in Putbroek fl. 0,15. De andere advertenties noemen geen of vergelijkbare prijzen. Op 19 juli 1885 blijkt “De Vriendenkring” ereleden te hebben. De feesten worden, blijkens de ondertekening, georganiseerd door “De Commissie”. Een jongen uit het dorp, Willem Cremers, geboren 19 februari 1867, komt in dienst bij de Stafmuziek van het Tweede Regiment Infanterie in Maastricht. Hij neemt extra muziek lessen in die stad, en komt in aanraking met mensen uit de Maastrichtse muziekfamilie Korn. Na zijn diensttijd, ± 1887, werd Willem onderdirecteur. Later nam hij de hoogste leiding van Gerard Kuijpers over. Wanneer dat gebeurde, is niet precies bekend. Wel is bekend, dat men in Montfort moeite heeft gedaan om Willem voor het dorp en de muziekvereniging te behouden, toen hij eens wilde vertrekken. De jaren 1884 tot 1923 zijn vervaagd in de herinnering van de leden van de fanfare. Wél kennen we de namen van de voorzitters en de directeuren, maar over activiteiten van de vereniging is weinig meer bekend. Nol Schoumakers vertelt er ook niet veel over. Wat hij zegt, is vaag gedateerd. Zo ook zijn verhaal over het dansorkest dat Wullem Cremers oprichtte. Dit werd weldra uitgenodigd “… om bij gelegenheid der kermissen in de buurt de schutterijen te vergezellen. In de gemeenten onzer buurt bestonden toen nog geen muziekverenigingen, zoals thans. Dit uittrekken om dans te geven was wel in strijd met de heren geestelijken maar het is gebeurd”. Roermond, Vlodrop, Posterholt, Echterbosch, Havert waren plaatsen waar men kwam. Als je ervan uitgaat dat zoiets gebeurd moet zijn vóór de oprichting van de plaatselijke verenigingen, weet je dat dit in Vlodrop kan zijn geweest tot 1900, in Posterholt tot 1898. Nol noemt als optredens buiten Montfort: “Koningsvogel schieten, daarna de kermisdagen en soms 4 dagen beginnende zaterdagavond voor de kermis.” Hij was zelf lid van dit “troepje”, dat polka’s, mazurka’s, walsen, schottissen en marsen speelde: “U begrijpt wel dat dit voor ons dagen waren van uitspatting of wel wij kenden geen zorgen. Ieder van ons werd ingekwartierd bij de officieren van de schutterijen en dat op een kermis …” Er werd verschrikkelijk veel gedronken: ” . . . wij hebben eens genoteerd en wel te Posterholt eer de avondklok geluid werd hadden wij 30 glazen bier met de borrels erbij genomen gedronken, maar ik kan als verzachtende omstandigheden aanhalen, als U een ganze dag moet blazen, de drank veel minder uitwerkt voor al van Posterholts bier en na die 30 glazen brak de kermis eerst aan. Het betere eten deed ook afbreuk aan de uitwerkselen van de drank”. Dat gebeurde op zondag. Op maandag was het: naar de kerk gaan, de overleden schutters herdenken op het kerkhof, contributie innen in het verenigingslokaal, serenades brengen aan notabelen, en daarbij gratis drinken. In Havert en Echterbosch moest voornamelijk dansmuziek gespeeld worden. Verdiensten per dag naast kost en inwoning fl. 1,50 tot fl. 1,80. Soms DM 400,- voor vier dagen zónder kost en inwoning. Men mag aannemen dat de eerste voorzitter, Wullem van Ophoven, het moeilijk heeft gehad aan de nieuwe vereniging. Allereerst: hij moet deze vereniging, die de eerste was in Montfort die geen direct op de levenspraktijk gericht doel had, haar plaats geven. Een dergelijke vereniging was individueel initiatief en kon dus geen aanspraken maken op bijzondere steun van algemeen belang. Daar kwam bij dat er geen traditie was in het gedrag van leden ervan: dat moest in de loop der jaren nog gevestigd worden. Men sloot bijvoorbeeld sterk aan bij het voorbeeld van de schutterijen, getuige het verhaal over de danskapel. Het werk van Wullem voor de vereniging wordt nergens in het bijzonder beschreven. Wij mogen hem zeker als verdiensten aanrekenen dat hij de vereniging op weg heeft gezet als voorzitter. Dat zal financieel wel moeilijk genoeg zijn geweest. Op 3 december 1889 overlijdt hij. Meester Munnichs, het hoofd van de openbare school (er is dan nog geen andere!) volgt hem op. Zijn werk als voorzitter in de vereniging is ook helemaal uit de herinnering geraakt. Eén ding is absoluut zeker: hij heeft de Montforter mannelijke jeugd enthousiast gemaakt voor de harmonie. Het is doodjammer dat wij niet meer afweten van hem en de vereniging. Twee belangrijke zaken moeten hier eerst besproken worden. Allereerst: wanneer neemt de vereniging de naam “De Vriendenkring” aan? Nol Schoumakers zegt daar niets uitdrukkelijk over. Wél zegt hij dat “De Vriendenkring” al op 23 augustus 1884 meedeed aan een muziekfeest in Echt, maar het is goed mogelijk dat hij de verenigingsnaam terug projecteert. Piëter-Neer Wolters, die in allerlei documenten die op het gemeentehuis aanwezig zijn een uiterst zorgvuldig man blijkt te zijn geweest, spreekt in de boven aangehaalde notulen van “Het Fanfare Gezelschap”. De advertenties van 9 en 16 mei 1885 (die een identieke tekst geven) geven het eerst de naam “De Vriendenkring”; de tekst luidt: Kermis te Montfort. Groot instrumentaal en vocaal concert op zondag den 17 Mei a.s., te geven door de Fanfare “De Vriendenkring” van Montfort, met welwillende medewerking van de gunstig bekende zang- & muziekvereeniging van Roermond, op het Schoolplein te Montfort.” Wij weten nu dat de muziek toen “… flinke vorderingen maakte …”. De naam van de vereniging werd het eerste jaar nog niet vermeld. Of hij nog niet bestond, zal wel een raadsel blijven. In andere advertenties wordt de naam van een orkest alleen weggelaten als een andere vereniging het aangekondigde feest organiseert. De naam stamt uit een romantische traditie, waarin onderlinge saamhorigheid hoog aangeschreven stond: De Vriendenkring, De Vriendenkrans, Eensgezindheid, Concordia, Eendracht (Maakt Macht), Les Amis Réunis. Andere tradities: heiligennamen (St. Cecilia, St. Joseph, St. Paulus), romantische verbeeldingsnamen (Lentekrans, Maasgalm, Melodie der Peel). De tweede vraag is: wanneer is het “Fanfare Gezelschap” een harmonie geworden? Dat is iets wat zeker heeft samengehangen met de komst van Willem Cremers, die klarinettist was. Na zijn diensttijd kwam hij bij de vereniging. In 1891 adverteert men nog als fanfare. Daarna vermeldt men de soort vereniging er niet meer bij. Vanaf 1893 adverteert men zelfs niet meer. De Montforter carnavalskrant van 18 februari 1906 vermeldt de rangorde van de stoet, en zegt: “7 De Fanfare “De Vriendenkring”! Het bekende feestprogramma van St. Odiliënberg van 19 juni 1910 noemt “Harmonie Vriendenkring” als twaalfde korps. De benaming uit 1906 is zeker onterecht. De overgang is te dateren tussen 1892 en 1900. Bet Cremers, een dochter van Willem, zegt dat haar vader de omzetting naar harmonie heeft bewerkt. Gerard Kuijpers overleed in 1896. Hij was vóór zijn dood al afgetreden als directeur, ten gunste van Willem Cremers. Deze zal niet tot na 1906 gewacht hebben met de reorganisatie.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De eerste en tweede generatie muzikanten van “De Vriendenkring” moeten van kaliber zijn geweest. Tuemke (Coenen) moet een fijngevoelig tubaspeler geweest zijn. Graad van Driek van Bert, Graad Beckers, uit de Rozendaalse Hei was een geweldige klarinettist: hij was niet snel met muziek lezen, maar één keer voorzingen was genoeg voor hem. Wullem en Piet Zeelen waren geweldenaren: Piet werd later leider van het dansmuziekensemble. Hij schreef er alle muziek zelf voor. Han Fijten (“de Bousj” of “Han van FieteKoeap”)maakte meer klank op zijn es-bas dan vijf doorsnee muzikanten bij elkaar! Hoe lang men in verenigingslokaal Zeelen is blijven oefenen, is niet meer bekend. “Al gauw” ging men naar Mertens op de Kerkstraat. Van de levende leden (in 1983) kan niemand zich herinneren dat er vóór zaal Mertens een ander verenigingslokaal is geweest, behalve even café Brentjens aan de Bek. De eerste zaalhouders waren daar Hannes en Liebke Mertens. Later waren dat Toeam en Mrie Mertens. Alle lief en leed van de vereniging is binnen de muren van hun zaal besproken. Toeam heeft als fijne pistonnist zelf jarenlang meegedaan. Doear en Sjeng Mertens, zijn zonen, waren verdienstelijke tamboers. Volgens Nol Schoumakers zou Piet (Wolters) van Naatje en zijn broer Teun achtereenvolgens in 1895 en 1896 lid zijn geworden. De zoon van Piet, Sjang, dateert dit enkele jaren vroeger. Hoe dan ook: de naam “Wolters” is de meest voorkomende naam in de vereniging. De nakomelingen van Piet zijn wel de sterkst vertegenwoordigde familiestam in de fanfare, tot op dit moment. De derde voorzitter die de vereniging gekend heeft, was Dominicus Coenen. Mienekes, de vader van o.a. Tuemke. In de wandeling werd hij “Miening” genoemd. Hij woonde aan het Rozenhofje. Van zijn werkzaamheden is nu ook geen herinnering meer. Hij was wethouder. Eén van zijn zorgen zal zeker zijn geweest het geld om de zich uitbreidende vereniging te blijven bekostigen. Misschien tijdens het voorzitterschap van meester Munnichs, misschien tijdens dat van Mienekes Coenen, in ieder geval rond 1900, verschijnt in Montfort de eerste handcentrifuge voor koeienmelk. Directeur Willem Cremers was degene die deze had. Hij woonde toen in het huis van “De Kemp”: dat stond op de plaats waar nu modelbouw “De Zwaluw” gevestigd is. Later koopt Willem het huis waar nu de winkel van de fam. Mans is van Graad de Snieder (Simonis) in 1906. Vanaf het moment dat hij eigenaar is van de centrifuge, wordt hij “Wullern vanne senterfu” of ook wel, wat minder vriendelijk “de senterfu” genoemd. Later begint Willem in dit huis een winkelbedrijf. Vanuit zijn zaak had hij uitzicht op de Bek, het plein waar het openbare leven van Montfort zich afspeelde. Hij schijnt heel wat muzikanten “geronseld” te hebben, door iets te zeggen als: “Doe woors prónt eine óm… te spele.” Hij leidde zijn muzikanten op met behulp van de “metoot”, ik vermoed dat daar het oefenboekje van muziekuitgeverij Kessels mee werd bedoeld: zo’n boekje droeg de naam: “Méthode pour…”. Graad Aben mocht gaan meespelen “in de troep”, in 1918, toen hij aan oefening 30 van dit boekje was. In dat jaar was Mienekes Coenen geen voorzitter meer: hij overleed op 29 juni 1915. Zijn opvolger was J.W. Kurstjens (* 27 maart 1854), een gepensioneerd commies, die woonde in het dan nog niet zo lang bestaande klooster van de zusters van de Goddelijke Voorzienigheid. Hij werd opgevolgd door Piet Nissen, Piet de Nies. In 1917 was er weer een voorzitterswisseling: Willem Simonis, Wullem vanne Snieder, werd gekozen. Deze was kleermaker en later postkantoorhouder in zijn huis op de hoek (toen) van de Dijk en de Huysbongerdweg, op de plaats waar later zijn zoon Hein het bedrijf van Willem voortzette. We raken zo langzamerhand in de tijd waar leden van dit moment (1983) nog herinnering aan hebben. Graad Aben, Teun Mestrom (Teun van Mina) en Sjang Wolters (Sjang vanne Trepkes of Sjang van Piet van Naatje) zijn de vraagbaken. Allereerst: wie was er rond 1920 voorzitter? Simonis zegt in zijn opstel dat het zijn broer Willem was. Maar Sjang Wolters beweert stellig dat toen hij lid werd “Piet de Nies” voorzitter was. Dat was in 1921. Nol Schoumakers, die duidelijk als bron voor Simonis optreedt, geeft geen datum. Simonis vermeldt dat Willem in 1929 aftreedt als voorzitter en dan meer dan twaalf jaar dat werk heeft gedaan: dat wijst op 1917 als begindatum. De historicus Simonis is een tijdlang secretaris geweest van “De Vriendenkring”. Hij noemt zelf als einddatum 1920. In zijn eigen berekening moet hij zijn broer nog mee hebben gemaakt als voorzitter. Wie heeft gelijk met zijn datering: Sjang Wolters of Dölf Simonis? In ieder geval: op 9 januari 1921 tekent Willem het Huishoudelijk Reglement van “Harmonie Vriendenkring” Montfort. Het schrift dat dit reglement bevat, is het eerste en voorlopig oudste originele document van de fanfare. Er staat in:
Dit schoolschrift is een belangrijk document. Niet alleen omdat dit het reglement geeft, maar vooral omdat er gegevens uit vergaderingen in staan. Gegevens eruit dienen mee als uitgangspunt voor de periode 1921 tot 1931. In de winter 1922 – 1923 is het plan opgevat om – voor het eerst in het bestaan van de vereniging – mee te doen aan een concours. Dat zou worden: zondag 10 juni 1923 in Thorn, in de vierde afdeling – harmonie. Het was een zogenaamd “wild” concours, maar dat begrip bestond toen nog niet. Pas in 1939 werd de overkoepelende R.K. Limburgse Bond van Muziekgezelschappen opgericht, en pas in 1951 was het eerste Bondsconcours. In 1923 was het zo dat een vereniging een concours organiseerde en er aanzien aan gaf door een goede jury te zoeken. St. Michael uit Thorn bestond toen 60 jaar en benoemde een jury die ook nu bij de kenners wel indruk zal maken: Wouter Hutschenruyter en Bart Verhallen uit Rotterdam, en de Brusselaar Louis Langlois. De repetities voor Thorn werden op zondagmiddag gehouden, zó dat men van de repetitie nog naar het Lof kon gaan. De werken die men ging uitvoeren waren Patria en het verplichte stuk Liberté. “Mooie stukken”, zei men. De winter was de oefentijd: in de zomer was te veel boerenwerk. De reis naar Thorn werd per fiets ondernomen; voor de niet-fietsers en grote instrumenten ging Pietje Roumen met de huifkar, via het veer tussen Maasbracht en Wessem. “De Vriendenkring” trad op in de vroege middag. Een tweede prijs met 269 punten was de beloning. Men was er dolgelukkig mee. Er ging een telefoontje naar huis naar het postkantoor en toen de huifkar weer terug in het dorp was, waren er dennenboompjes gehakt en in het vierkant gezet, op de Bek. Tussen het groen moesten de stukken nog eens gespeeld worden, terwijl Montfort zich vergaapte aan de eigen kunstenaars. Op maandag ging het feest verder, met drank en praat. De jongemannen liepen in zondagse kleren wat heen en weer door het dorp; ze waren gezién. Montfort was weer bij-de-tijd geweest. Dat de harmonie van Beesel 335 punten had gehaald en St. Michael beschuldigde van oneerlijkheid omdat men Linne voor 313 punten een medaille had gegeven en Beesel geen, deerde de Montfortenaren niet. Toch rommelde het. Vlak na het concours kwam het tot uitbarsting. De eerste statiefoto van de vereniging, die uit de tijd na het concours dateert, is er een stille getuige van. Wat er precies allemaal aan de hand was, weten we niet. Er moet een uit de hand gelopen meningsverschil zijn geweest tussen Willem Simonis en Willem Cremers over het optreden van instructeur W. Schulpen uit Roermond vóór het concours. Het ging over het tempo in één van de stukken. Er is vaker gezegd dat de voorzitter zich naar het idee van de directeur te veel met de muziektechnische kant van de vereniging bemoeide. Woordenwisselingen resulteerden in een bedankbrief van Wullem vanne senterfu. In een geëmotioneerde brief moet hij zijn onmiddellijk ontslag hebben genomen. Het moet hem erg veel verdriet gedaan hebben. Willem was een zeer begaafd klarinettist, maar bespeelde ook alle andere harmonieinstrumenten. Zijn manier van een muziekstuk instuderen was: iedere muzikant zijn partij voorspelen, man voor man, dan zelf de zaak in de maat houden door de dikke trom heftig te slaan. En maar herhalen! Zijn ontslag was een slag voor de harmonie: sommige van de begaafdste houtblazers kozen partij voor de directeur: de meeste van de muzikanten uit de familie Zeelen, zoals Piet en Wullem, Sef Hawinkels (woonende in het hoekhuis Dijk – Waarderweg) die de es-klarinet bespeelde, Graad Beckers. De overblijvende klarinettisten waren “meest” leerjongens. Na Willem Cremers werd in 1923 Alphons Dreissen uit Thorn dirigent. Niet voor lang: het korps was in een te slechte conditie, en Dreissen had nog heel wat te verwachten. Jan Sniekers geboren in Stramproy, wonend in Maasbracht kwam als nieuwe directeur. Hij poseert temidden van het gedecimeerde korps op de eerste statiefoto. Mogelijk is die gemaakt bij het 40-jarig bestaan. Als dat zo is, is het optreden van directeur Dreissen maar zéér kortstondig geweest. Als dat niet zo is, mag men zich afvragen waarom men nu ineens een foto liet maken. De foto is gemaakt door dorpsgenoot Harie Simonis, die de hele historische optocht van 13 en 14 mei 1923 vastlegde. Op een van de foto’s van de optocht komt “De Vriendenkring” voor. Daar is dus “De Vriendenkring” van vóór het concours te zien. Maar de foto laat de leden van de harmonie niet herkenbaar zien. De statiefoto dateert van later. Augustus 1923? Wel kennen we de namen van de leden die hier te zijn. We zien v.l.n.r. op de eerste rij, onder: P. Wolters, G. Mertens, A. Fijten, P. Thissen, L. Aben, Th. Coenen, H. Thissen, J. Beckers, H. Vogels; op de tweede rij: A. Mertens, Fr. Mertens, H. Maessen, W. Simonis, Dirigent J. Sniekers, A. Schoumakers, A. Simonis, Th. Mertens, A. Mestrom, H. van Pol; op de derde rij: H. Schoumakers, A. Wolters, H. Fijten, H. Thissen, W. Zeelen, W. Fijten, H. Fijten, H. Clout, J. Coenen, P. Fijten; op de vierde rij: J. Knops, P. Meeuwissen, J. Mooren, A. van Ophoven, J. Wolters, P. Wolters, H. Wolters, Th. Vrencken, J. Vogels, J. Jacobs; op de vijfde rij: J. van Ophoven, D. Coenen, Th. Suskens, A. van Pol, J. Frencken. Voorzitter Willem Simonis bleef de vereniging dienen tot in 1929, het jaar waarin Willem Cremers met zijn gezin Montfort verliet om in Valkenburg te gaan wonen. Van 1923 tot 1928 moet het moeilijk geweest zijn om de harmonie goed voor de dag te laten komen: ze leidde een wankel bestaan, omdat de bezetting van de verschillende partijen niet evenwichtig was. Meester Pierre Hecker volgde hem voor korte tijd op.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In 1928, nog altijd onder directeur Sniekers, begon de verandering. Mathieu Schers, geboren op 9 november 1892, werd benoemd als hoofd van de R.K. Jongensschool. Hij was actief lid geweest in de fanfare van Helden. Als bespeler van de sax-tenor werd hij lid van de harmonie. Hij was het die zijn collega Hecker van de meisjesschool op 9 mei 1929 opvolgde als voorzitter. Eén van zijn eerste beleidsdaden was de overgang van harmonie naar fanfare te bepleiten. Met de verwachting van een betere toekomst en met een nieuw instrumentarium (Mahillon, men heeft het er nu nog over!) stak men in 1929 als fanfare van wal. Graad Aben was degene die slachtoffer dreigde te worden van geldgebrek: er was geen geld voor zijn instrument. Geen gezeur, geen nood: lid blijven en met drie leden fl. 54,— bijeen brengen voor een nieuwe bugel! De sax-sopraan die Sjang Wolters krijgt, kostte fl. 75,-. Er waren toen verschillende traditionele manieren om aan geld te komen. Allereerst: het concert op winterkermiszondag. Dat trok een volle zaal. Ten tweede: de ereleden voor het Ceciliafeest. Iedereen kon daaraan deelnemen als hij een bepaald bedrag gaf. Contributie werd er ook al gevraagd. Rond 1930 was dat fl. 0,10 voor volwassenen, kinderen betaalden niets. Meifeesten brachten ook geld op: de organisatie (waarover later) bevorderde de omzet. Een van de belangrijkste bronnen van inkomsten waren opvoeringen van toneelstukken die door de toneelafdeling van de vereniging werden ingestudeerd en uitgevoerd. In veel muziekverenigingen werd dit gedaan. De Montforter toneelgroep kreeg de toneelstukken vaak aangereikt door Nelis Segers, die ze meebracht van de muziekvereniging uit Doenrade, waar zijn vrouw vandaan kwam. De toneelstukken werden in het plat uitgevoerd. Grote ster was Thei Suskens (“Theike de Seus”), die later op de Waarderweg woonde. Hij bracht zijn medespelers altijd in de war met gefantaseerde teksten; altijd viel er te lachen, als hij op de bühne verscheen. Het schijnt dat meester Schers niet zo ingenomen was met dit soort patronaatstoneel. Hij vond dat de vooruitgang stukken “in het Hollands” vroeg, en hij zorgde ervoor dat die ook kwamen. Daarmee verdween Thei de Seus van de planken en stierf het zaaltoneel een zachte dood. Maar er kwamen andere initiatieven: de toneelgroep, die nu in het Hollands speelde, vond dat er een openluchttheater gebouwd moest worden. Daar was een natuurlijke kuil in de Kamerberg erg geschikt voor: zonder veel werk zou ze als amfitheater kunnen worden gebruikt. Met de gemeente werd er overeenstemming over bereikt dat er coulissen in steen mochten worden opgetrokken en dat er zitplaatsen mochten worden aangelegd. Meester Jan Peeters, toen onderwijzer aan de jongensschool en later lid van de Tweede Kamer, heeft er vooral voor geijverd. In 1931 was het bouwwerk klaar: het is toegesneden (het staat er nu nog!) op de uitvoering van het spel dat in 1932 groot succes zou oogsten: “De zwarte ridder”. Meester Schers “ging” in de hoofdrol. En de hele dorpsgemeenschap leefde mee. Vier oude mensen speelden zelfs mee: Johannes Smeets (“Smeetske”, geb. 1842), Dölf Simonis (“Dölf”, geb. 1850), Doear Mestrom (“Doear vanne Tone”, geb. 1861) en Piër Aben (“Piër van Sies”) waren uitstekende zwijgende figuranten. De opbrengst in 1932 was fl. 2.882,12, volgens Nol Schoumakers. Nol Schoumakers, die vanaf ± 1920 secretaris-penningmeester was van zijn vereniging, heeft gouden tijden gehad in de beginjaren dertig. De openluchtuitvoeringen trokken mensen van heinde en verre. Het theater was uitstekend geschikt voor romantische spelen. Ook beroepsgezelschappen hebben er gespeeld. Het Vlaams Toneelgezelschap van Stad Bruggen was er enkele malen. Ook na de oorlog is er nog gebruik gemaakt van het theater. In de zomer van 1950 werd er ter gelegenheid van het 600-jarig bestaan van de parochie Montfort (dat feest was in 1943 uitgesteld!) een toneelspel uitgevoerd over de Montforter pastoor uit de Franse Tijd, getiteld “Pastoor Rijckx”. Auteur was oud-secretaris van de vereniging Dölf Simonis. Het tweede Bondsconcours van de Limburgse Bond is er ook gehouden. In Montfort merkte men dat er in het begin van de jaren dertig pit zat in de fanfare. Bij de viering van het vijftigjarig bestaan in 1933 liet de dorpsgemeenschap dat merken. Dölf Simonis, die toen nog bestuurslid van de fanfare was, bood mede namens zijn broer Willem een gedenkschrift aan, waarin hij verslag doet van die viering. Wij volgen hem even: Zaterdag 19 augustus: serenade aan de nog in leven zijnde oprichters: Duer Wolters, Jan Munnichs, Nol Schoumakers en Tuemke Coenen. Zondag 20 augustus: hoogmis, waarin een vaandel, dat geschonken is door de familie J. Munnichs, werd gewijd. Daarna: inzegening van de nieuwe kiosk op de Bek, een geschenk van de hele dorpsgemeenschap, en rondwandeling door het dorp, met meevoeren van het pronkstuk: een nieuwe bombardon die geschonken werd door burgemeester H. v.d. Venne en pastoor A. v.d. Venne. ‘s Middags: openluchtspel door het Nationaal Vlaamsch Toneel uit Gent met het stuk “Ulenspegel”. De feestelijkheden werden die avond besloten met een concert op de nieuwe kiosk, nadat de 35 leden met genodigden een feestmaal hadden genoten. “Heel de bevolking nam deel aan de feestviering, de straten waren versierd met uit groen gevlochten eerepoorten.” “De Vriendenkring” lijkt in het begin van de dertiger jaren meer bezig te zijn met niet-muziekactiviteiten dan met muziek. Toch schijnt men meegedaan te hebben aan de activiteiten die men in die tijd van een dorpse muziekvereniging mag verwachten:
Allereerst waren er toen (vaak veel) meer verenigingen op een muziekfeest dan nu. Twintig soms wel. Ze kwamen allemaal in de vroege namiddag – rond één uur – in de feestwei aan. Dan werd er een stoet geformeerd van alle korpsen. Deze wandelden dan onder het spelen van marsen door de feestvierende plaats. Aan het gemeentehuis stonden autoriteiten voor wie men defileerde. Als alle korpsen voorbij waren, hield de hele stoet halt; alle voorzitters kwamen dan met de autoriteiten naar een afgesproken plaats waar de zogenaamde erewijn werd gedronken. De korpsen moesten wachten tot de heren genoeg eer hadden geproefd. Dan trok men naar de feestwei, waar het organiserende korps als eerste optrad. De andere verenigingen lootten om de volgorde van optreden. Had je pech (in die tijd!), dan moest je vroeg spelen, wachten was veel gezelliger, vooral aan de tap. Elke vereniging speelde enkele nummers. Bij de wisseling van optredend korps stond het programma niet stil. Er werden dan volks-vermakelijkheden uitgevoerd. In Montfort was Baer Munnichs de grote organisator daarvan. Hij organiseerde bij elk feest dingen als mastklimmen, zaklopen, hinken over een smalle plank, blaastrappen. De vreemdste bezigheid die erbij hoorde was het “kwekkerte sjörge”: de deelnemers kregen een levende kikvors op een open kruiwagen, en moesten deze zo ver mogelijk zien te “sjörge”. De plaats waar de kikker voor het eerst de grond raakte na zijn sprong van de kruiwagen was het bereikte punt. Kikvorsen waren er toen genoeg in Montfort, mensen die er dierenmishandeling in zagen waren er toen nog niet. De Ceciliafeesten uit de twintiger en dertiger jaren spreken nu tot onze verbeelding. Het feestmaal had een traditioneel bepaald verloop. Na een welkomstwoord en een kort gebed werden er eerst een paar muziekstukken gespeeld. Daarna kwamen er aardappelen met jus en een kotelet. Daarna “kappesmoos” (zuurkool) met stukjes worst van ± 10 cm lengte. Daarbij werd een glas bier gedronken. De tweede gang, zuurkool met worst, was het hoogtepunt. Vooral jongere leden deden hun best om zo veel mogelijk stukken worst naar binnen te krijgen: tot vijftien toe. Na “de goede bodem” kwam er bier. Peter Tissen van de Kerkstraat heeft jarenlang ervoor gezorgd dat er een eind kwam aan het feest. Iedereen moest in een lange “trein” schrijlings op de stoel zittend op de grond stampen en vooruit richting deur schuiven als hij met twee deksels de maat van de locomotief aangaf. Hij versnelde de trein zó dat velen “geen benen” meer hadden als ze, met stoel, buiten stonden. In de dertiger jaren komt een nieuw verschijnsel in Montfort in trek: de solistenconcoursen. Degene die daarmee begon, was Sjang Wolters, die jarenlang meegedaan heeft. Zijn grootste succes haalde hij in de superieure afdeling in de Brachterbeek op 5 februari 1939: hij haalde 100 van de 100 punten, en liet iedereen achter zich. Zijn grootste concurrent was altijd Harie Wolters uit Melick. Harie Scheepers ging meedoen op de piston: hij was een gevreesd beheerser van de tongslag. Mede-oprichter Tuemké Coenen deed zelfs een keer mee, Teun Aben speelde op de Bes-bas: hij was bekend tot ver in de omstreken. Ook jongere leden deden mee: Sjeng (van Piet) Smeets, Piër Mertens (“Piër van Frans”), Huub Segers en Piet Jacobs (“Piet van Hannes van Mrieke”) en nog heel wat anderen. Langzamerhand werden de Montfortenaren ook goede muzikanten.
Men mag stellen dat de fanfare “De Vriendenkring” een veelbelovende toekomst had in 1940: er waren veel leden en vooral veel jongeren, er waren uitstekende muzikanten, zelfs muzikanten die in aanzien waren bij de kenners, er was een goede muzikale leiding, er was een actief bestuur met een ideeënrijke voorzitter die – als hoofd van de school – er mee voor zorgde dat er leerlingen bleven komen. De crisis had de Montforter fanfare niet kapot gekregen: er was animo, en er schijnt zelfs genoeg geld te zijn geweest. Maar 10 mei 1940 werd de dag van de voorlopige breuk: de Duitsers vielen Nederland binnen. De eerste tijd van de bezetting leek er niet veel veranderd: een dorp als Montfort ontsnapte ogenschijnlijk aan de aandacht van de bezetter. Maar dat was schijn. Er kwamen andere mensen op bestuursfuncties in het dorp: mensen die niet gekozen waren op een manier die de democratie toen vroeg, vooral: mensen die als hoogste kwaliteit hadden dat ze opdrachten van hogerhand uitvoerden. Voor muziekverenigingen werd het moeilijk: men wilde deelnemen aan het openbare leven, maar wenste zich niet in te laten met het openbare leven van de Nieuwe Orde. En deze kon juist machtsmiddelen gebruiken om te dwingen. Bij elk openbaar optreden van een korps moest van tevoren gewikt en gewogen worden. Een van de bevoogdinginstrumenten van de bezetter was de zogenaamde Kultuurkamer, een organisatie waarbinnen alle kunstenaars en instanties met een artistiek doel verenigd moesten zijn. Eind november 1941 werd deze opgericht. In 1942 kregen alle artistieke verenigingen te horen dat ze zich aan moesten sluiten of anders geen recht van bestaan meer hadden. Hoe was de vereniging toen georganiseerd? Nol Schoumakers die vanaf ± 1920 onafgebroken secretaris-penningmeester was, heeft een afrekening gemaakt “… . over de Boekjaren 1939 – 1940 tot juli 1941”. Daarmee is bewezen dat Nol niet in 1938 zijn functies neerlegde, maar later. Waarschijnlijk is zijn schoonzoon, de latere voorzitter Sjeng Verheyden, hem na de oorlog opgevolgd. Wél was hij zijn schoonvader al lang van tevoren behulpzaam bij het fanfarewerk: hij las bijvoorbeeld de notulen voor op vergaderingen. Nol zou in deze tijd zelfs nog tot andere taken geroepen worden. Directeur Sniekers nam in 1939 ontslag, na bijna zestien jaren dienst. Hij heeft heel wat goede muzikanten opgeleid. Zijn leerlingen vormen de kern van de groep die later grote successen zal halen. In korte tijd volgen dan vier personen elkaar op. Enkele repetities worden geleid door de onderwijzer Jan Peters uit Buchten. Nol Schoumakers dirigeert ook enkele repetities. Zij doen dat als vervangers. Dorpsgenoot Harie Tissen (“de Köster”) wordt benoemd. Maar tijdens de mobilisatie moet hij in dienst. Zijn vervanger wordt Haries ambtgenoot van Susteren-Mariaveld, Karel Rours. Als Harie na de eerste weken van de oorlog terugkomt in het dorp neemt hij de dirigeerstok toch niet meer op. Hij gaat buiten Montfort wonen: in Geleen. Oudere muzikanten prijzen hem om zijn muziekkennis en vinden het jammer dat hij niet goed “wegleerde”, dat wil zeggen: zijn kunde en kennis overdroeg. Over Karel Rours wordt ook met veel waardering gesproken. Hij was erg kundig en hij bezat grote pedagogische kwaliteiten. In de vereniging reorganiseerde hij het een en ander: zo kreeg de pistonnist Graad Wolters (“Graad van Piet van Naatje”) de eerste trombone. Karel Rours kwam in de oorlog om. Als dat niet was gebeurd, was hij ook de naoorlogse directeur geweest. Veel kans om met “De Vriendenkring” te presteren kreeg hij niet: de Kultuurkamer sloeg toe. Het laatste openbare optreden van de fanfare was het begraven van oprichter Tuemke Coenen, op 2 november 1941. Het was toen spiegelglad en het sneeuwde. Op een repetitie werd de vereniging voorlopig, tot betere tijden, opgeheven. Ieder nam zijn instrument mee naar huis, als zijn eigendom, zogenaamd. Sommigen hebben na 1942 nog wel gerepeteerd, maar toen mannen zich voor de bezetters moesten terughouden, verstomden alle fanfaregeluiden. In kleerkasten, aan kapstokken, op vlierringen hebben de instrumenten het tweede deel van de oorlog doorstaan.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vreselijkste oorlogsdagen waren die waarop Montfort gebombardeerd werd. Het dorp was toen overbevolkt door evacués: uit Illikhoven, Susteren, Echt, Maasbracht, Koningsbosch, Wessem, Stevensweert en Kessenich. Simonis schat hun aantal op 4500. Ze kwamen volgens hem juist naar Montfort omdat in deze plaats naar de mening van velen nog voedsel was. Zondag 22 oktober 1944 om vier uur ‘s middags was het eerste bombardement: zeven doden. Van vrijdagavond 19 januari tot dinsdagmiddag 23 januari 1945 was er een aanhoudende beschieting en granatenregen: de Geallieerden vermoedden troepenconcentraties in Montfort. Maar het ergste waren de bombardementen van zaterdag 20, zondag 21 en maandag 22 januari: er waren er toen zeven. Maandagavond 22 januari was de Berg bevrijd, dinsdagmorgen 23 januari het dorp. Maar de Montfortenaren konden aanvankelijk niet meer blij zijn. In totaal 186 doden waren er gevallen onder de burgers, 75 inwoners van Montfort. En het dorp lag helemaal in puin. De eerste aandacht van de overlevenden was de zorg voor de doden, en hun eigen verder leven. De fanfare stond ver op de achtergrond. Toen men in de wederopbouw weer tijd en moed had om zich met muziek bezig te houden, miste men Teun Aben en Harie Zeelen, beide basblazers, Peter Aben, Driek Schoumakers (“Driek de Luut”), Thei van Pol (“Thei van Bert”), Sjeng Beumers en Driek van Ophoven (“Driek vanne Brevendraeger”). In mei 1945 fietste meester Schers de leden af om hen weer op de repetitie te vragen. En men kwam. En men vond dat de schade aan de instrumenten – natuurlijk niet het belangrijkste – nog meeviel, als men in aanmerking nam dat het dorp vreselijk beschadigd was. Het eerste optreden na de Bevrijding was in de grote sacramentsprocessie, begin juni 1945, zonder eigen bassen! Een basspeler uit de Brachterbeek, Linssen, speelde op verzoek mee: op het instrument van zijn vereniging. Het tweede optreden vond plaats tijdens de bevrijdingsoptocht, in juli of augustus. Er was toen nog geen directeur: meester Schers leidde de repetities. Sjang Wolters verkocht in die tijd eens eieren aan een Maastrichtenaar, een instrumentenhandelaar. Die maakte hem attent op Antoon Partouns uit Eysden. “Maar hij is wél pittig”, zei de man erbij. Via meester Schers en het bestuur werd er naar die directeur geïnformeerd. Op 14 oktober 1945 kwam hij: per trein vanuit Maastricht naar Echt, en dan per fiets of auto naar Montfort. Hij leidde het derde optreden na de oorlog: een winterconcert ter gelegenheid van winterkermis, eind november. Er waren zeven of acht repetities aan voorafgegaan. Het programma, tussen steigers en bouwvallen uitgevoerd, vermeldde – o treurige ironie – onder andere de mars “Holland jubelt”. Het instrumentarium werd bijgespijkerd. De bassen van Teun en Harie werden weer bespeelbaar gemaakt. Graad Aben vertelt dat het een wonder is dat beide nog “gengketig” werden gekregen: ze kwamen plat onder het puin vandaan. Men ging aan de slag. Piet Wolters (“Piet van Naatje”) mocht het volledige herstel van zijn vereniging niet meemaken: hij stierf op 12 maart 1946. Hij was 51 jaar lid, en vijftien jaar bestuurslid. Zijn nakomelingen zetten groot in aantal zijn liefhebberij voort. Zijn familie is wel de meest fanfaregetrouwe familie van Montfort. Ze heeft dirigenten en onderdirigenten voortgebracht, zelfs een componist: Piet H. Wolters, nu wonend op de Tombac. Meester Schers richtte de Middenlimburgse Bond “Amicitia” op: de verenigingen begonnen weer oor te krijgen voor muzikale prestaties. Directeur Partouns zette zijn muzikanten op een pittige manier aan tot veel oefenen thuis. De voorzitter fietste op gezette tijden in de avonduren door het dorp, met wijd open oren. Op de repetitie bracht hij verslag uit: “Ik heb een es-bugel horen klinken, ik heb een bas horen brommen”. Het werkte: op alle momenten van de dag kon je in Montfort muzikanten beluisteren. Men zegt bijvoorbeeld dat rond 1950 in het huis van de familie Jacobs aan de Bek (“Hannes van Mrieke”) van de morgen tot de avond blaasmuziek klonk. De repetities waren op zondagmorgen, na de hoogmis. Vaak werd er op zaterdagavond ook gerepeteerd. De directeur bleef dan bij de voorzitter slapen, en in de late avonduren smeedden zij plannen. Op 13 juli 1947 nam de vereniging voor het eerst als fanfare deel aan een concours, in Helden. In de 1e afdeling kwam er een eerste prijs voor de dag en een eerste ereprijs. In die tijd moest men voor een concours, naast het verplichte werk, twee keuzewerken instuderen. Nadat het verplichte werk uitgevoerd was, deelde de jury aan de muzikanten mee welk keuzewerk men kon gaan spelen. Nam men ook deel aan de erewedstrijd, dan werd hiervoor vaak het nog niet gespeelde keuzewerk uitgevoerd. 1948 zou het jaar worden dat tot de verbeelding zou blijven spreken. Op 2 mei nam “De Vriendenkring” in Hillegom deel aan een soort wereldmuziekconcours. Dat was in de afdeling uitmuntendheid. Iedereen die dat toen meemaakte was verrukt van de muziek van het Montforts gezelschap. Het Hillegoms Nieuwsblad van 5 mei 1948 zegt over “… de kleine en jeugdige groep uit Montfort (L) …” : “En dan dat kleine tovenaartje uit Montfort, dat bejaarde driftige dirigentje, dat af en toe alleen maar dirigeerde met nauw merkbare schokjes van de arm, maar dan ook plots een van emotionele geladenheid sidderende hand omhoog hief, zijn mannen opzwepend tot een summum, of met een gebaar als een zwaardslag opééns de felle klank afhakte. Ja, dat was het Zuiden! Ook in z’n keus. Klinkende, geweldige, monumentale stukken, met een daverend slot! Hier behaalde men een eerste prijs en een derde ereprijs. De tocht naar Hillegom was niet zo best verlopen: een van de twee bussen van “Dolf” (busonderneming Simonis) bleef op een te bolle brug steken. Blutsen op hoofden ontsierden later de muziek niet. Men bleef toen twee dagen weg: de bollenvelden en Amsterdam lokten. Twintig leden overnachtten … in de bus. De ontvangst bij thuiskomst was enorm. Iedereen en alles was op de been. En de militairen uit het dorp die in Indië waren, kregen ijlings een verslag te lezen in hun dorpskrantje “Het Thuisfront”, dat gemaakt werd door Nelly Schers. Bij het 65-jarig bestaan kreeg het nu gelauwerde korps een nieuwe drapeau van de gemeenschap. Er volgde een jubileumfeest dat fl. 1.800,— opbracht. De fanfare telde toen 39 werkende leden. Men had de smaak van het succes te pakken. Keihard repeteren had men er voor over: 1949 : Brachterbeek, ere-afdeling: eerste prijs met lof en eerste ereprijs; 1950 : Grevenbicht, superieure afdeling: eerste prijs met lof en eerste ereprijs. “De Vriendenkring” had het hoogste bereikt wat er landelijk te bereiken was. Trots dat men was! En de aanvragen voor avondconcerten rolden binnen. Het dorp bood de superieuren een koffietafel aan en een groot feestbal in zaal Mertens. Intussen was er een kleine gebeurtenis voorbijgegaan in 1949 die toch opgemerkt dient te worden: Tonia Schers kwam als eerste vrouw bij het korps. Ze werd de paukeniste. Jury’s op concoursen hebben lof over haar gesproken. Het was wat: een vrouw als muzikant! Inmiddels (aanvang 2000) zijn vrouwelijke muzikanten rijkelijk vertegenwoordigd: bijna de helft van de spelende leden is van het vrouwelijke geslacht. De Limburgse Bond, waar meester Schers in 1949 bestuurslid van was, probeerde intussen om orde en regelmaat te krijgen in de “wilde” concoursen. In 1951 werd het eerste Bondsconcours georganiseerd in Berg aan de Maas. Op 3 augustus 1952 organiseerde “De Vriendenkring” het tweede. Directeur Partouns nam eraan deel met de Maastrichtse Politiekapel. Het evenement, dat in het openluchttheater gehouden werd, bracht fl. 1.341,44 op. Op 28 september 1952 werd meegedaan aan het concours van de Ned. Federatie in Valkenburg: eerste prijs, met 299 punten, en derde fanfare van Nederland. Verplicht werk was Marche Troyenne van Berlioz. Dat moest in een razend tempo gespeeld worden. “De Vriendenkring” kon dat aan, met een solobugel groep die bijna alles aankon: Harie Wolters (“Harie van Piet van Naatje”), Graad Aben, Sjeng Heymans (“Sjeng van Stien van Hans”), Tjeu Jacobs (“Tjeu van Hannes van Mrieke”). En vooral: Thei Heymans (“Thei van Karel Heymans”), net als Sjeng Heymans en diens broer Harie – wel de muzikaalste baritonspeler die Montfort rijk is geweest – kleinzoon van Hans Daemen, een van de oprichters. Thei had altijd “ammezjuur”: zijn lippen waren altijd soepel om te spelen. Als het technisch werkelijk rampzalig moeilijk was, werd Thei een beetje roder van wangen, maar niets was hem te machtig. Montfort kwam gelauwerd terug uit Valkenburg, het hele dorp vierde mee feest. Of ze toch eigenlijk kampioen zouden hebben moeten worden? Nu nog zijn er mensen die niet uitgepraat raken over de muziek van “De Vriendenkring” toen. Het is nog mogelijk een indruk te krijgen van het niveau dat Antoon Partouns met zijn korps heeft bereikt. In Hillegom is een plaat gemaakt van het optreden daar; die is jammer genoeg verdwenen. Maar er bestaan platen van een “life” optreden voor de Regionale Omroep Zuid: ze zijn gesneden door een Maastrichtse amateur in een oplage van … één. Harie Scheepers heeft ze. Als grote werken staan er op: Meyerbeers 2e Fakkeldans en Offenbachs ouverture Orphée aux Enters. De kwaliteit van de platen is niet goed, maar je hoort er prachtige solo’s op van Sjang Wolters (“Slang vanne Trepkes”), Harie Scheepers en Teun Mestrom (“Teun van Mina”). De vereniging zat rond 1950 geheid in elkaar. Allereerst: de Montfortenaren hadden in de fanfare een goed middel om de slag van de Tweede Wereldoorlog te boven te komen. Het is een tijd geweest van grote saamhorigheid. Men was graag lid van de vereniging, men kon er eer mee inleggen. Er was voor de rest niet al te veel ontspanningsmogelijkheid. Directeur Partouns was er – met alle respect – op uit roem te vergaren. Hij verhuisde begin vijftiger jaren naar Roermond en bouwde in Midden-Limburg een reputatie op met de prestaties van “De Vriendenkring” als basis. De Montforter muzikanten zagen dat ze met hem als leider met sprongen vooruit gingen. Het bestuur was in die tijd erg actief. Voorzitter Schers en secretaris Sjeng Verheijden: beide was geen moeite te veel voor de vereniging. Meester Schers was daarbij de mensenbinder: dat was hij niet alleen in de fanfare. Toen de voetbalclub voorzitterloos was, deed hij dat baantje een korte tijd, en RKSNA werd kampioen. Bij zaalhouders Toeam en Mrie Mertens (“bie Toeam”) was de fanfare helemaal thuis: alles kon. Repeteren ging vóór alles. En zoon Doear had vaste voet in de troep. Een ander punt: de fanfare had geheide grappenmakers die de leden soms deden rollen van het lachen. Met ere en ingehouden glimlach moeten genoemd worden Piëter Tissen, Pierre Mertens (“Pierre van Ietje”), Teun Mestrom (“Teun van Mina”), Thei Beckers (“Thei vanne Trepkes”), en vooral Teun Wolters (“Teun van Naatje”). De vereniging was niet uit het dorp weg te denken: bij allerlei gemeenschapsvieringen hoorde er muziek van “De Vriendenkring” te zijn. De mensen waardeerden dat, ook met geldelijke steun. De toneelkant van de vereniging is na de oorlog niet meer aan bod geweest. Er was ook geen animo meer voor: de muziek stond voorop. Ook was er intussen toneelclub St. Genesius, die in haar ontstaan ook wel impulsen heeft gekregen van toneelspelende muzikanten. Na “Valkenburg” was de roes van de concoursen wat geluwd. De tijd van de concerten her en der brak aan. Avondconcerten werden er zondag na zondag verzorgd. De schuttersfeestachtige organisatie van de oude muziekfeesten was intussen veranderd: een korps kwam nu zowat een uur voor de tijd van optreden vanuit een plaatselijk café naar de feestwei. Een bestuurslid van de feestvierende vereniging wees dan de soms lange weg daarheen. Het is voorgekomen dat de vrouwen van de leden zestien avonden in het seizoen (van mei tot half september) alleen thuis voor de kinderen zorgden. Wie waren dus de beste “leden” van “De Vriendenkring”? Op 23 januari 1953 overlijdt Nol Schoumakers. Bijna zeventig jaar is hij lid geweest, de tijd na zijn secretaris-zijn als erevoorzitter. Wat hij voor “De Vriendenkring” betekend heeft is moeilijk te overschatten. Hij was muzikant, directeur, secretaris, penningmeester, materiaalbeheerder, historicus en vooral: pleitbezorger van zijn vereniging. Eén van de meest bijzondere zaken is dat hij een autobiografie geschreven heeft. Op 2 en 3 augustus 1953 werd het zeventigjarig bestaan gevierd. Meester Schers was er nog bij. Maar hij was toen al ziek. Op 3 maart 1954 overleed hij, te jong nog. Voor hem gelden minder jaren dan voor Nol, maar ook zijn verdiensten zijn moeilijk te overschatten. Hij was vooral een leider, vol ideeën, en talenten om die uit te voeren. Zesentwintig jaar is hij lid geweest. De laatste acht jaar daarvan waren een – voorbereide – glorietijd. Sjeng Verheijden, die alle fijne trekken van de vereniging kende van zijn schoonvader en huisgenoot Nol Schoumakers en van meester Schers werd in mei 1954 tot voorzitter gekozen. Harie Wolters volgde Sjeng op als secretaris-penningmeester. Vanaf zijn secretaristijd zijn veel notulen van vergaderingen nauwkeurig bewaard: de jaarverslagen te beginnen vanaf 1955, en alle vergaderingen vanaf 13 mei 1961. In 1954 wordt weer meegedaan aan een bondsconcours, weer in de superieure afdeling. Dat gebeurt in Stein: 295 punten komen mee terug naar Montfort. De gezelligste dag in verband met zo’n succes is altijd de dag erna: de fanfare trekt dan één rij dik door het dorp, van café naar café. Vanaf de tijd dat Sjeng Verheijden en Harie Wolters de voornaamste functies in het dagelijks bestuur hebben, wordt de zorg voor de vereniging verbreed: naast de muziek wordt het uiterlijk van het korps nu ook een belangrijk punt. Dit heeft tot gevolg dat er nu geleidelijk aan veel meer geld in de vereniging omgaat. Hoe ontwikkelt zich dat uiterlijk? Allereerst is er de zorg voor de muzikanten die blazen en het bestuur: men wil een eenheid zijn voor het oog. “Gelukkig” zijn nog bijna alle leden mannen zodat alle leden petten kunnen krijgen. “De Vriendenkring” krijgt donkerrode Franse petten, en – alle mannen hebben jassen met revers – een verenigingsinsigne in rood – wit – blauw (met kroontje erop, het wapen van Montfort, de eerste maten van het Limburgs volkslieden de naam van de vereniging). Maar die speldjes zijn niet makkelijk na te bestellen, en ze raken gauw weg. Het bestuur draagt dezelfde kenmerken, alleen: de pet heeft een gouden kinband. Voorzitter en directeur krijgen zelfs een gouden rand aan de pet. Een tweede zorg: ineens is er bij veel buurtverenigingen behoefte aan een drumband. Zo ook in Montfort: eerst wil men jongens daarin, dat blijkt geen succes, later komen er meisjes bij, en dan gaat het goed. Moet een drumband van meisjes op dezelfde manier uitzien als het mannelijk orkest? Nog moeilijker wordt het als meisjes bij het blaasorkest komen. Agnes Wolters (“Agnes van Graad van Piet van Naatje”) was de eerste blaasster. Zij heeft, samen met haar zus Mia, vooral meegemaakt hoe ze soms als man gekleed moest gaan. De boerenkapel (blaaskapel “De Eigenheimer”), die in 1956 met haar activiteiten begonnen is, was – gelukkig – een afdeling die zichzelf kon bedruipen, en die zelfs de verenigingskas af en toe spekte. Deze kapel werd de opvolger van de tot dan toe dienstdoende blaaskapel van de fanfare. “De Eigenheimer” heeft zich jarenlang in en buiten Montfort verdienstelijk gemaakt. Een avondje muziek van “De Eigenheimer” stond garant voor een avondje ‘Stimmung’. Verder fungeerde de kapel met carnaval als Prinsekapel, die de Prins Carnaval en zijn raad muzikaal vergezelde en zo een extra cachet aan de viering van carnaval in Montfort gaf. De leerlingenopleiding werd ook een probleem. Toen meester Schers overleed, was de greep op het onderwijs aan de jongensschool weg: meester Hecker was aan de meisjesschool, die pas vanaf ±1960 muzikanten “toeleverde”. Directeur Partouns had veel verenigingen: de leerlingenopleiding was hem een zware belasting. Sjeng en Harie hebben deze problemen met bekwame hand aangepakt. Het moeilijkst hebben zij en hun vereniging het gehad in de kwestie Partouns. Daarover later.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op 7 augustus 1955 verleende de koningin “De Vriendenkring” het predikaat “Koninklijk”. Burgemeester Geurts maakte dat bekend tijdens het jaarlijks muziekfeest, toen in de wei links naast De Voorhof. Het enthousiasme van de Montfortenaren kende geen grenzen: in nauwelijks tien jaar was men uit de grote groep der gewonen geworden tot uitverkorene. Men zegt dat Sjeng Verheijden door dit predikaat zijn voorganger wilde huldigen. Het werd een geweldig feest, met onder meer de mars “Holland jubelt” onder directie van Wullemke. Montfort vierde zijn fanfare als nooit tevoren. Op 20 april 1956 overleed August Daemen (“Däömke”), de eerste beschermheer, die niet alleen financieel, maar ook in hartelijke toespraakjes mee de geest bepaalde. Zijn opvolger werd in 1957 burgemeester Geurts voor ongeveer twee jaar. Op 28 april kwamen de verenigingspetten: de uniformering begon. Op 2 juni 1957 ging de vereniging na een zeer korte voorbereidingstijd van vier weken weer op concours: 312 punten werden weggesleept; de directeursprijs was voor directeur Partouns, en er kwam een geldprijs van fl. 350,— voor het hoogste aantal punten mee uit Grevenbicht. Maar het kort daarop volgend concert voor de R.O.Z. was niet goed en er waren al mensen die bedenkelijk keken. Ook het optreden op de Expo te Brussel op 18 juni 1958 was matig. Het 75-jarig bestaan stond voor de deur: 26 juli tot 3 augustus was de feestweek. Die werd groots aangepakt. Twee mijnkorpsen (dat van de Staatsmijn Maurits en dat van de Oranje-Nassau-mijnen) concerteerden. Harie WoIters (“Harie van Piet van Naatje”) speelde mee bij “de Maurits”. Zijn zoon Piet zou dat later ook doen. Het belangrijkste voor de geschiedenis van “De Vriendenkring” waren de eerste koninklijke onderscheidingen aan leden: Toeam Mertens kreeg brons, Sjeng Frencken en Sjeng van Ophoven zilver in de Orde van Oranje-Nassau. Er waren zeventien andere jubilarissen. Sjeng Verheijden kreeg een gouden medaille voor alle werk dat hij in het dorp voor verenigingen had gedaan. Het jaar 1959 zou een gedenkwaardig jaar worden in negatieve zin. In 1958 was er een damesdrumband met eigen uniformen opgericht, Har Metsemakers was de grote stimulator. Succes kwam al gauw. Daar zaten de problemen niet. Nee: het optreden in Stramproy tijdens het concours op 15 augustus 1959 betekende het einde van het tijdperk Partouns. Er werd een tweede prijs gehaald van 268 punten. Na die 15e kwamen turbulente dagen. Men vond dat de vereniging aan een directeurswisseling toe was, al kende men directeur Partouns veel verdiensten toe. Hij werd eervol ontslagen, daardoor kon het lijken dat alle schuld voor het debacle van Stramproy bij hem werd gelegd. Maar in de vereniging is men met groot respect over Antoon Partouns blijven spreken. De samenwerking was minder geworden. Was dat een teken voor een nieuwe tijd? Baer Maessen was de eerste die de klap van het ontslag van Antoon Partouns muzikaal opving. Echte opvolger werd Pierre Steyvers, uit Stramproy. Hij haalde de vereniging uit de sfeer van de Franse en Italiaanse gearrangeerde ouvertures, natuurlijk mondjesmaat. Vanaf die tijd is er de nostalgie naar “die aaj stökker”. De leerlingenopleiding kon door directeur Steyvers niet worden verzorgd. Voor een deel kwam die terecht bij de Streekmuziekschool in Roermond. Dat leverde weer heel aparte problemen op: de jonge muzikanten moesten heen en weer reizen. Hoe vaak zal vice-voorzitter, toen Sef Timmermans, die reis gemaakt hebben? Een ander deel van de opleiding kwam terecht bij Jan Wolters, de zoon van de secretaris. Hij kwam door dat op zich te nemen terecht in een rij van roemrijke voorgangers, zoals (zonder volledig te zijn): Graad Aben, wiens leerlingen soms de rozenkrans meebaden voor de les begon, Sjeng van Ophoven, Sjang Wolters. Na Jan volgden: Piet Wolters, Frans Wolters, Corneille Kempkens, … Op 4 juli 1960 komt Karel Kremer bij het bestuur: hij had zich een tijdje van tevoren in Montfort gevestigd als dierenarts. Op 10 februari 1961 voltooiden Sjeng Verheijden en Harie Wolters, met bestuur en een comité van buiten de vereniging, een krachtproef: er kwam een kompleet nieuw instrumentarium in lage stemming. Door de firma J. Steijn uit Zaandam werden 12 bugels, 1 es-bugel, 4 trompetten, 2 cornetten, 4 baritons, 3 trombones, 3 tuba’s, 2 bes-bassen, 1 es-bas, 2 sopraan saxofoons, 1 alt saxofoon, 1 tenor saxofoon, 1 bariton saxofoon, 1 grote trom en 1 paar bekkens geleverd. Jammer dat Sjeng er maar kort als voorzitter van genoten heeft: in dat jaar op 13 mei nam hij ontslag. Zeven jaar heeft hij als voorzitter hard voor “De Vriendenkring” gewerkt, in een moeilijke periode met directeurswisseling en ontstaan van subgroepen als boerenkapel en drumband. Met hem verdween het gebruik om precies om twaalf uur ‘s zondags op de repetitie de “Engel des Heren” te bidden. Harie Wolters bleef in functie. Het penningmeesterwerk kwam vanaf 1 juni 1961 bij Graad Wolters (“Graad van Piet van Naatje”). Het jaar 1962 bracht niet het gewenste succes: op 16 september verdiende men in Grathem net genoeg punten voor een eerste prijs: 288. Dat was een achteruitgang na de 291 punten uit 1961 in Valkenburg. De drumband kwam ruimer voor de dag: een goede eerste prijs in de tweede afdeling. De vereniging werd duur. Directeuren vroegen terecht om goede contracten met sociale voorzieningen, instrumenten waren duur, de leerlingenopleiding ook. Een klein lichtpuntje was dat men besloot om voortaan vooral met eigen auto’s naar muziekfeesten te gaan: men spaarde daar de kosten voor een bus mee uit. Het geld kwam intussen van:
De dansavonden en de windbuksconcoursen verdwenen in de zestiger jaren. Daar kwamen voor in de plaats rond 1970:
Ook het damescomité, ontstaan tijdens het voorzitterschap van Karel Kremer, leverde door hun veel acties een grote financiële bijdrage. Zij doen dit op de dag van vandaag nog steeds. Het 80-jarig bestaan in 1963 stond in het teken van uniformen krijgen. Op 14 augustus was het zo ver. We waren zó trots dat we ze ook aandeden in de optocht in Krefeld, wat een spotter de vraag ontlokte: “Gibt’s eine Beerdigung?” Maar ze waren mooi: zwart, met gouden biezen. Het bestuur hoefde verder niet meer te praten over hun wisselende kleding: zwart pak, met zwarte hoed, pandjesjas. De drumband was al vanaf zijn start geüniformeerd. Jammer dat we in december 1963 zaal Mertens moesten verlaten, eerst wegens verbouwing, later wegens verkoop. We hadden die zaal zelfs nog kunnen kopen. Frens Bijlmakers ving ons op. Dat gebeurde allerhartelijkst, maar zijn zaal had een slechte akoestiek. Voor radio-opnamen waren we vroeger al altijd naar zaal Scheepers (“bie Truke” (van Boumans)) uitgeweken: op 5 juni 1965 kregen we daar definitieve huisvesting. De drumband oefende daar toen al zowat anderhalf jaar. Met heel veel plezier denken velen nu nog terug aan die tijd bij Truke: de fanfare was nummer één. Kosten? Geen! Net als bij Toeam en bij Frens. En een prima akoestiek. Alleen: de zaal was wat uitgeleefd. Truke werd door Dolf Schobbe de enige echte fanfaremoeder genoemd. Het grootste succes met directeur Steyvers kwam op 5 september 1965 in Hoensbroek: 319 punten. “De Vriendenkring” was weer terug! Harie Wolters, die in februari dat jaar niet langer tijd had voor het secretariaat, moet dat toch ook wel beschouwd hebben als kroon op het werk van hemzelf en Sjeng Verheijden. Pierre Bakkes volgde Harie op als secretaris, Piet Wolters (“Piet van Tina”) werd materialenmeester. We wilden lof van de jury, iets wat directeur Partouns ons had doen smaken. Op 23 februari 1966, de dag dat hij overleed, hadden we ons weer eens te realiseren wat hij als erfenis aan muzikaliteit doorgegeven had. De drumband haalde in 1966, op 10 december, een wimpel in de vierde afdeling: 119½ punten. In december 1967 kon directeur Steyvers de Philharmonie van Bocholtz krijgen als korps. Wij wilden hem houden en gingen de repetitie verzetten van de traditionele zondagmorgen – na – de hoogmis. Het lukte niet. Daarop nam Pierre Steyvers ontslag en liet ons kennis maken met Dolf Schobbe uit Maastricht. Dat klikte. En vanaf 17 december stond hij op de kist. Een geweldig concert hebben we met hem gegeven op 28 april 1968 op Fort St. Pieter in Maastricht. Het concours daarop in Herten leverde voor ons gevoel te weinig: op 28 september 1969 werden 304½ punten ons deel. Wel volgde er een goed concert voor de Regionale Omroep Zuid. Dat was op 30 januari 1970. We gingen naar Reuver op concours in 1970: 313½ punten. Dat was weer prima. Maar geen lof. In Mechelen verdienden we in 1974 303 punten. Op 15 februari 1972 was er brand in De Zand: het café van Truke Scheepers brandde af. Truke besloot om café en zaal niet meer open te houden. We waren dus dakloos. Niet voor lang: Pierre Housmans nam ons liefderijk op. Vanaf die tijd waren we thuis bij Pierre en Corrie, later bij Pierre en Wies, en Jo en Ine. Intussen bestond er vanaf 1966 een erebestuur waarin bestuursleden die dat wensten zonder plichten maar met alle rechten zitting konden nemen. De verjonging van het bestuur begon gelijke tred te houden met de steeds lager wordende gemiddelde leeftijd van de leden. Door instelling van dit erebestuur konden bestuursleden contact houden met de vereniging zonder zelf actief te moeten zijn. Een tijdje later ging de algemene vergadering er ook toe over om ereleden te benoemen Eén van de latere erebestuursleden moet hier zeker genoemd worden: meester Hecker. Hij heeft korte tijd de functie van voorzitter waargenomen. Meer dan veertig jaar was hij correspondent van de Maas- en Roerbode. Hij overleed 23 mei 1972. Het negentigjarig bestaan is het voorportaal voor het eeuwfeest. In 1973 werd een flink feest opgezet, met als muzikaal hoogtepunt een optreden van de Marinierskapel. Wat bezoekersaantal betreft was dat het dieptepunt. De meeste mensen kwamen toen de Montforter verenigingen zich een avond aan de mensen presenteerden. Sjeng Verheijden overleed op 28 oktober 1973. In november van datzelfde jaar werd Pierre Bakkes, na ruim acht jaar de functie van secretaris te hebben vervuld, opgevolgd door Sjaak Naus. In dat jaar verscheen voor het eerst een “vast” verenigingstijdschriftje, met als redactieleden Frans Scheepers, John Nissen (“John van Faös”) en Pierre Bakkes. In het begin verscheen het om de veertien dagen, later werd dat steeds minder. Vanaf 1981 zwijgt het, saksefeunke. De begintijd werd vermaard om de avonturen van Siebe Mol en enkele geslaagde (?) aprilmoppen. Vanaf ± 1960 is er ook weer wat activiteit te bespeuren op solistenconcoursen. Men mag stellen dat vanuit directie en bestuur na de oorlog altijd aanmoediging geweest is om leden mee te laten doen daaraan. De grootste triomfen werden in de zestiger jaren wel gehaald door Frans Scheepers op sax-sopraan en door zijn broer Paul op cornet. Frans haalde in de superieure afdeling menige prijs weg. Pierre Bakkes haalde in dezelfde afdeling lof met de bes-bas. Maar je hoeft geen deelnemer aan zo’n wedstrijd te zijn om prima muzikant te zijn. En weer moeten dan de bugelspelers genoemd worden: Piet Cremers (die later trombone ging spelen), Frans Wolters, Corneille Kempkens, Piet Wolters (die later tuba en es-bas ging spelen), Ben Beckers (die later bes-bas ging spelen)! Vooral de bugelgroep is altijd geprezen. Een van de ontwikkelingen op dit gebied is het onderling solistenconcours, later het Intern Muziek Festival: praktisch elk lid treedt als solist op voor een onafhankelijke jury. Corneille Kempkens en Wim Hawinkels (“Wim van Wullemke”) zijn al wel eens als winnaar daarvan uit de bus gekomen. Teun Mestrom heeft op zo’n concours in 1977 al eens een ovatie gehad voor zijn moed om daar als zeventigjarige aan mee te doen. Een andere ontwikkeling van de zeventiger jaren zijn de muziektoernooien. Daarbij treden verenigingen die in een groep samenwerken op in een concertprogramma. Ze krijgen een beoordeling door een deskundige, meestal een Bondsjurylid. Vanaf 1975 doet “De Vriendenkring” regelmatig mee aan het jaarlijkse Middenlimburgs Streektoernooi (MLS). In 1975 was “De Vriendenkring” nogmaals op de radio, nog onder leiding van Dolf Schobbe. Zijn opvolger, Jean Weerts, stammend uit Eysden, nam op 31 juli 1977 ontslag. Hij werd 29 augustus opgevolgd door de veel jongere Jan Vleugels uit Einighausen. Met een superjong gezelschap kon hij aan de slag. Rond de tijd dat directeur Vleugels kwam, werd Herman Mestrum lid van de fanfare. Dat was op 5 september 1977, tegelijk met Sef Wilms. Twee jaar later bleek die datum belangrijk te zijn geweest. Op 30 september 1979 werd voor het eerst onder leiding van Jan Vleugels aan een concours meegedaan. De jury gaf 288½ punten, in Roggel. Gezien de doorsnee leeftijd van de meespelende leden mag dat een goede prestatie genoemd worden: de tijd dat de jury veel punten gaf, was in 1979 voorbij. Begin januari 1980 legden zowel voorzitter Karel Kremer als secretaris Sjaak Naus hun functies neer. Even was er een stuurloos tijdperk, maar als vice-voorzitter hield Jan Niessen de vereniging keurig in het spoor: hij zorgde voor een nieuwe voorzitter, die door de leden werd gekozen op 29 januari 1980, Herman Mestrum. Piet Wolters (“Piet van Graadje”) trad in 1981 toe tot het bestuur. In maart 1982 werd hij de nieuwe secretaris, na een tussenperiode van Piet Cremers van goed een jaar. Karel Kremer is meer dan achttien jaar voorzitter geweest: hij heeft de zorg gehad over een zich steeds uitbreidende vereniging, waarin veel meer verloop was dan vóór 1960. Hij moest met zijn vereniging veel geld bij elkaar harken voor allerlei noden binnen het korps: instrumentarium, uniformen, salarissen van directeuren en instructeurs. Hoeveel kilometers hij daarvoor gereden heeft, is niet te schatten. In allerlei acties liep hij vooraan, of wist familieleden te mobiliseren. Voor formele kanten van de vereniging had hij oog: de vereniging kreeg rechtspersoonlijkheid, ze kreeg nieuwe statuten en een huishoudelijk reglement, ze werd ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Ook liep hij vooraan bij de regionalisering van de Limburgse Bond, zoals hij er ook moeite voor deed dat de fanfare de gang van zaken bij de Bond mee volgde en bepaalde. Op 1 juni 1990 overlijdt erevoorzitter Karel Kremer. Ook tijdens het voorzitterschap van Karel Kremer ontstond binnen de fanfare in 1972 het Damescomité. Een jaar later, bij het 90-jarig jubileum, bestond dit comité uit de dames Kremer (voorzitter), Schnock (secretaris), Nissen (penningmeester), Goertz, Bijlmakers, Gehlen-Wolters, T. Gehlen, Mertens, Niessen, Peters, Pouls, Peters-Beckers, Wolters, Wolters-Vogels, Schepers, Zegers en Smeets-Kurstjens. Een drietal heren (Vogels, Jeurissen en Leenen) maakten toen eveneens deel uit van het comité. Het Damescomité probeert de fanfare te helpen waar het mogelijk is. Tijdens feesten levert deze groep de nodige “mankracht”. Ook op financieel terrein zijn deze dames bijzonder actief. Al vanaf de eerste volledige uniformering van het orkest in 1963 hebben de dames met hun activiteiten de fanfare onafgebroken ondersteund. Verenigd in het damescomité konden zij in 1973 tijdens het 90-jarig bestaansfeest een mooie financiële donatie aanreiken. Van meer recente datum zijn de nieuwe pauken tijdens het eeuwfeest in 1983 en het nieuwe vaandel in september 1991. Begin 1993 werd de drumband van de fanfare door het Damescomité voorzien van nieuwe trommen. Ook in latere jaren heeft het damescomité een grote bijdrage geleverd in de kosten van de uniformering, zoals zal blijken. Sinds 1980 “draaide” “De Vriendenkring” onder Herman Mestrum. Van hem kan opgemerkt worden dat hij een goede was: hij volgde het wel en wee van de fanfare in alle geledingen en loste problemen op waar die opdoemden. Zijn benzinerekening zal wel enorm gestegen zijn. Zijn eerste ferme daad: ervoor zorgen dat de fanfare in nieuw tenue gestoken werd: dat was in juli 1981. Het damescomité verzette weer bergen werk daarvoor. Thans is er de rechtvaardige situatie dat de leden van dit comité lid zijn van de vereniging. Op 11 oktober 1982 nam de derde en laatste beschermheer, burgemeester Apers, afscheid van de vereniging. Hij heeft deze altijd met interesse gevolgd, zelfs zachtjes meegestuurd in roerige rijden. Als burgemeester kon hij uiteraard niet te veel op de voorgrond treden. Maar waar hij het makkelijk kon maken, deed hij dat. Op 3 oktober 1982 nam “De Vriendenkring” deel aan het Bondsconcours in Weert: 300 punten. Dat was een mooi aantal, zo vlak voor een eeuwfeest dat in augustus 1983 gevierd werd. In 1983 maakte de carnavalsvereniging “D’n Uul van den Grauwert” bekend dat er in januari 1984 een Joekskapellenfestival zou plaatsvinden. Een aantal jeugdige leden van de fanfare besloot een eigen joekskapel op te richten om zo Montfort op dit festival waardig te vertegenwoordigen. De eerste prijs was het resultaat, en Joekskapel “Eine Ongerein” was geboren. Sinds haar oprichting is de joekskapel jaarlijks te beluisteren tijdens de optocht in Herkenbosch op carnavalsdinsdag. In het verleden heeft de joekskapel al diverse succesvolle optredens verzorgd. Zo zette de joekskapel op 9 juni 1991 een met 3000 brandweermannen gevulde tent in het Duitse Bad-Endbach op zijn kop. Ook nam “Eine Ongerein” tweemaal deel aan de Limburgse Kampioenschappen voor Joekskapellen. Op 9 september 1995 wordt daarbij in St. Odiliënberg de tweede plaats behaald. Een jaar later, op 28 september 1996, behaalt de joekskapel in Posterholt de publieksprijs. Vanaf haar oprichting nam “Eine Ongerein” de taak van Prinsekapel over van blaaskapel “De Eigenheimer”, die het wat rustiger aan ging doen. De “Eigenheimer” is echter nog steeds actief, bijvoorbeeld tijdens carnaval bij de Boerebroelof. In 1986 werd voorzitter Herman Mestrum door ziekte gedwongen zijn functie neer te leggen. Hij had zich als voorzitter intensief met alle geledingen van de vereniging bezig gehouden. Vooral de opleiding kreeg van hem veel aandacht. Tot zijn grootste verdiensten behoren de nieuwe uniformen in 1981, het concours in 1983 en het organiseren van het eeuwfeest in 1983. Erevoorzitter Herman Mestrum overlijdt op 11 februari 1993. Vice-voorzitter Jan Niessen nam de functie van voorzitter enkele maanden waar, waarna Piet Wolters de nieuwe voorzitter werd. Van 1986 tot 1989 was hij eerst waarnemend voorzitter, in 1989 werd hij door de leden gekozen tot voorzitter. Daarnaast vervulde hij de functie van secretaris, totdat hij in maart 1991 opgevolgd werd door Ingrid (Jennissen-)Mans. Onder het voorzitterschap van Piet Wolters werd in 1988 het bestuur en de fanfare gemoderniseerd door het instellen van commissies, elk belast met een eigen taak. (Momenteel zijn dat: de muziekopleiding, de drumband, de jeugdfanfare, het vervoer van het instrumentarium, het kienen, het damescomité, de muziekcommissie, het uniformenbeheer, de spaarkas, de verenigingenraad, het beheer van de fanfarezaal, het onderhoud van de fanfarezaal, het beheer van de bar en de organisatie van activiteiten). Aan de instrumenten van de fanfare werden steeds hogere eisen gesteld. Gelijktijdig hiermee gingen de kosten van nieuwe instrumenten omhoog. Daarom werd in 1991 een begin gemaakt met de periodiek vervanging van het instrumentarium. In 1988 bestond de Koninklijke Fanfare “De Vriendenkring” 105-jaar. Bij gelegenheid van dit jubileum werd een feestcomité in het leven geroepen, dat in augustus een daverend feest organiseerde, dat in alle opzichten zeer succesvol was. Absoluut hoogtepunt was de historische optocht, die vele duizenden bezoekers naar Montfort trok. Mede dankzij de opbrengst van dit feest en dankzij de medewerking van de gemeente Montfort kon de fanfare de voormalige meisjesschool, die ze van de dorpsgemeenschap cadeau kreeg, verbouwen tot verenigingszaal. Deze verbouwing werd in 1990 voltooid, mede door de inspanningen van veel leden. Met de nodige tamtam wordt op vrijdag 22 juni 1990 de fanfarezaal officieel geopend door burgemeester Smeets en de wethouders Nissen en Suylen. Hiervoor werd reeds gerepeteerd in de nieuwe fanfarezaal. Op 12 februari 1990 was het vaste repetitielokaal Zaal Housmans bezet. Er werd daarom uitgeweken naar de kale, nog niet afgebouwde fanfarezaal. Ook zonder bar kon men zich hier toen goed behelpen. Vervolgens vond op maandag 2 april 1990 de eerste officiële repetitie in de nieuwe zaal plaats. In 1990 werd Piet Cremers lid van het bestuur. Hij volgt dan Graad Wolters op als penningmeester. Graad heeft dan 29 jaar lang de financiën van “De Vriendenkring” nauwgezet beheerd. “De Vriendenkring” kende halverwege de jaren tachtig een groot verloop binnen het orkest, hetgeen de kwaliteit en continuïteit niet ten goede kwam. Na een dirigentenwissel in 1986 werd Leon Wolfs, afkomstig uit Stein-Brunssum, de nieuwe dirigent. Onder zijn leiding bleek het in 1988 voor de fanfare moeilijk om het resultaat van het concours van 1982 te handhaven. Met een nipte eerste prijs (288 punten) keerden de muzikanten terug uit Susteren. Het tijdperk dat de hoge punten vanzelf kwamen was definitief voorbij en Montfort begon zich dat te realiseren. Men begon hard en constructief te werken aan het verbeteren van de muzikale prestaties. Na een volgende dirigentenwissel in november 1990 brachten onderdirigent Piet H. Wolters en een half jaar na hem de nieuwe dirigent René Pisters uit Pey-Echt het fanfareorkest weer in een stijgende lijn. Tevens werd vanaf 1991 de opleiding geleidelijk overgeheveld naar Kreato. In 1993 was de gehele opleiding bij Kreato ondergebracht. Ook werd in 1991 een succesvolle herstart gemaakt met de jeugdfanfare. Ditmaal onder leiding van Fedor Coenen. Onder zijn leiding nam de jeugdfanfare op 7 mei 1995 in Weert deel aan het festival voor jeugdorkesten, georganiseerd door de LBM. Zij behaalden hier, zeer verdienstelijk, het predikaat zilver. Twee jaar later, op 3 en 4 mei 1997, ondernam de jeugdfanfare een concertreis naar Brilon in het Duitse Sauerland en behaalden daar op het concours een goed resultaat. Op zaterdag 12 juni 1993 nam “De Vriendenkring” deel aan het Midden-Limburgs Streektoernooi (MLS), waar ze, ondanks strengere beoordeling, voor het eerst sinds jaren in de afdeling superieur het predikaat goed behaalde, een teken dat de muzikanten onder leiding van hun dirigent op de goede weg waren. Gezien de jeugdige leeftijd van de fanfare werd echter besloten om een stapje terug te doen en zo, muzikaal gezien, de vereniging verder op te bouwen. De concoursdeelname in de ereafdeling op 32 oktober 1994 te Weert leverde een fraaie eerste prijs op met 302 punten. In september 1993 werd het 110-jarig jubileum gevierd met wederom een historische optocht, als onderdeel van een Bourgondisch festijn, en concerten door twee groepen van uiteenlopende pluimage: de popgroep Normaal en de Koninklijke Militaire Kapel. De eerste CD van de fanfare werd in 1995 opgenomen, samen met Koninklijke fanfare “Eendracht” uit Waubach, Landgraaf. Beide verenigingen stonden onder leiding van René Pisters. Deze opnames vonden plaats in de fanfarezaal op zaterdag 24 (“Eendracht”) en zondag 25 juni (“De Vriendenkring”). Het ledenaantal van “De Vriendenkring” blijft toenemen, met name door het toetreden van nieuwe jeugdige muzikanten. Echter, op een gegeven moment stagneert de muzikale ontwikkeling. De drumband had al geruime tijd te last van een verminderde belangstelling, zodat aan de drumband als zelfstandige eenheid een einde komt. Bij de fanfare vindt er in 1997 een dirigentenwissel plaats. Er is dan een drietal maanden geen dirigent, echter Harrie Wolters uit Melick wordt bereid gevonden om de dirigeerstok bij “De Vriendenkring” te hanteren totdat een nieuwe dirigent gevonden is. Dit wordt Jan Koolen, afkomstig uit Ell, die in november 1997 de muzikale leiding van de fanfare overneemt. Onder Jan Koolen wordt de muzikale opbouw weer opgepakt en met succes. Tijdens het bondsconcours in Roermond op 17 oktober 1998 behaalt de fanfare in de ere-afdeling een prachtige eerste prijs met 321 punten en wordt daarmee Limburgs kampioen. Tevens promoveert “De Vriendenkring” hierdoor naar de superieure afdeling. Vervolgens wordt op 6 maart 1999 te Venlo tijdens de FKM kampioenschappen 326½ punten gescoord, waardoor de landstitel 1998 in de ere-afdeling met de bijbehorende witte wimpel veroverd wordt. Het jaar 1998 was een bijzonder succesvol jaar. Naast muzikaal succes was er een geslaagde viering van het 115-jarig jubileum met optredens van een tweetal popbands en de uitvoering van “Middeleeuws Montfort”. Gestart werd op 24 april met een optreden van “De Dijk” in de sporthal. Vervolgens was op 10 juli de beurt aan “QueenMania”, ditmaal in een feesttent nabij de kasteelruïne. Tijdens “Middeleeuws Montfort”, dat plaatsvond op 29 en 30 augustus 1998 op en om de kasteelruïne, kwamen de middeleeuwen weer tot leven. Meer dan 100 acteurs, leden en niet-leden, speelden daarbij een rol, daarbij geregisseerd door Fedor Coenen. Twee dagen lang werd de kasteelruïne bevolkt door boeren, herauten, heksen, schepen, pestleiders en nog veel meer personages uit een ver verleden. Duizenden bezoekers hebben van dit spektakel genoten. Het toneelverleden van de fanfare herleefde. Ondertussen werd Fedor Coenen als dirigent van de jeugdfanfare opgevolgd door Ester Alofs. Een jaar later vindt er een wisseling van het secretariaat plaats: in maart 1999 werd Ingrid Jennissen opgevolgd door Wim Jacobs. Het tweede millennium werd door de fanfare waardig afgesloten met het showconcert Turn Back Time, dat op 18 december 1999 plaatsvond in een uitverkochte sporthal. Tijdens dit showconcert, geregisseerd door Fedor Coenen, gaven de fanfare, aangevuld met zangers, zangeressen, een combo en een popband onder leiding van Jan Koolen een prachtig concert, waarbij het publiek kon genieten van gevarieerde muziek aangevuld met passende beeldfragmenten van belangrijke gebeurtenissen uit de afgelopen twintigste eeuw.
Aan het begin van de eenentwintigste eeuw kan gezegd worden dat “De Vriendenkring” volop leeft en bloeit. Een nieuwe eeuw betekent voor de fanfare ook een nieuw gezicht. Want, door de grote inspanningen van het damescomité konden de fanfare en de jeugdfanfare zich vanaf 25 augustus 2000 presenteren in nieuwe uniformen. Na 37 jaar werd afscheid genomen van zwart als de kleur van het uniform. De nieuwe kleuren werden nu petrol met donkerblauw. Twee dagen na de feestelijke presentatie van de uniformen hulden de leden van de fanfare zich in middeleeuwse kledij om samen met vele vrijwilligers vorm te geven aan de tweede editie van Middeleeuws Montfort. Meer dan 200 acteurs en figuranten namen de vele duizenden bezoekers mee terug naar het jaar 1342, waar zij het verleden van het kasteel en het stadje Montfort herleefden. Zo waren de bezoekers getuige van het verblijf van hertog Reinoud II van Gelre, heer van Montfort, met zijn hofhouding en konden ze rondlopen over de bouwwerf van meester-metselaar Jan van Wickrade. Vervolgens konden ze een bezoek brengen aan de markt in het stadje Montfort en getuige zijn van de rechtzitting van de schepenbank of de belegering van het stadje Montfort. In totaal werden er zo’n 25 programmaonderdelen doorlopend uitgebeeld. De tweede editie van Middeleeuws Montfort kon worden omschreven als nog groter, beter en mooier. Het hoofdstuk “De Vriendenkring”, Montfort is hier nog lang niet ten einde. Vol goede moed bereidt de fanfare zich voor op haar toekomst.
september 2000
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De historische gegevens zijn ontleend aan de volgende bronnen:
|